Willem G. Weststeijn



De geschiedenis van een boek(enserie)




Ondanks de magere salarissen van wie in Rusland werkzaam is in de intellectuele beroepen: leraren, universitaire docenten, professoren zelfs, verschijnen er, althans in de ‘hoofdsteden’, Moskou en Petersburg, opmerkelijk veel uitstekende studies. Dit geldt vooral voor de humaniora, waarin er, na het verdwijnen van het communisme en de censuur, nog steeds sprake is van een inhaalslag. Men is druk bezig met het voorbereiden van wetenschappelijke edities van het werk van eertijds verboden schrijvers (denk bijvoorbeeld aan de emigrantenliteratuur), archieven uit te pluizen, belangrijke buitenlandse boeken (nieuwe westerse filosofie en andere spraakmakende literatuur) te vertalen en doet actief mee met het internationale debat over hedendaagse culturele ontwikkelingen.

Misschien nog verrassender dan het enthousiasme van de onderzoekers is dat het resultaat van hun werk ook wordt uitgegeven. Verrassend, omdat de oplagen van de studies – wie kan zich tenslotte de aanschaf ervan veroorloven? – heel klein zijn, niet meer dan duizend, soms zelfs maar vijfhonderd exemplaren. Daar kan een uitgever, die de prijs van zijn boeken ook nog eens laag moet houden om althans iéts te verkopen, niet echt van leven. Ook onder de uitgevers moeten zich idealisten bevinden die het bepaald niet alleen om het geld gaat.

Probleemloos gaat het allemaal echter niet. Een van de meest opzienbare uitgaven die dit jaar, het voorjaar van 2008 (in het boek staat 2007, maar toen is het alleen in druk gegeven), zijn verschenen is het lang verwachte vijfde deel van de biografische encyclopedie Russische schrijvers 1800-1917 (Russkie pisateli 1800-1917). Deze encyclopedie, een project van de Moskouse wetenschappelijke uitgeverij De Grote Russische Encyclopedie, is nog in de Sovjettijd, in het begin van de jaren tachtig, gestart. Toen het eerste deel verscheen, in 1989, de tijd van de perestrojka en nog voor de ineenstorting van de Russische economie, baarde het direct veel opzien. Op zijn bijna zevenhonderd bladzijden, waarin slechts de schrijvers van A tot G (de g is de vierde letter in het Russische alfabet) die tussen 1800 en 1917 hebben gepubliceerd werden behandeld, was een schat aan informatie te vinden, met een minimum aan, toen nog eigenlijk verplichte, ideologische inkleuring. Aan het boek had de fine fleur van de Russische intelligentsia meegewerkt; ieder lemma is een wetenschappelijk artikel op zich en biedt in kort bestek, maar wel volledige, informatie over het leven en werk van dichters en schrijvers, bekende zowel als onbekende, inclusief de belangrijkste artikelen en studies over hen. Een ongekend nauwkeurig en volledig naslagwerk, dat de Korte Literaire Encyclopedie, waar men het tot die tijd mee moest doen, ver voorbijstreefde. De oplage was ook nog ‘ouderwets’ groot, zoals men dat in de Sovjetunie gewend was: 100.000 exemplaren, zodat elke geïnteresseerde het kon aanschaffen, en voor een redelijke prijs.

Zoals Alla Latynina schreef in het vierde nummer van het literaire tijdschrift Nieuwe wereld (Novy mir) van dit jaar, waaraan ik het meeste van de informatie voor dit artikel heb ontleend, was het tweede deel van de encyclopedie, met de schrijvers van G tot K, al nagenoeg klaar toen het eerste deel uitkwam, maar werd het pas gepubliceerd in 1992. De reden voor het uitstel was de snel verslechterende economische situatie. Het papier werd duurder, de staatsuitgeverijen werden geleidelijk ontmanteld en financiering viel steeds moeilijker te vinden, ook voor de lopende projecten. Gezien de economische chaos in de jaren negentig was het een wonder dat volgende delen van de encyclopedie nog konden verschijnen, het derde deel (K-M) in 1994, het vierde (M-Po) in 1999. Weliswaar slonk de oplage aanzienlijk, van 60.000 voor het tweede naar 40.000 voor het derde en 20.000 voor het vierde deel, maar de kwaliteit was onveranderd hoog. Ieder nieuw deel bevestigde de uniekheid van het project.

In 2001 kreeg uitgeverij De Grote Russische Encyclopedie een nieuwe leiding en deze besloot, zoals met meer lopende series gebeurde, de uitgave van Russische schrijvers 1800-1917 stop te zetten. De kosten waren te hoog, het belang voor de uitgeverij te gering. Toen gebeurde er iets zeldzaams: de intelligentsia protesteerde en de openbare mening werd wakker geschud. In de Izvestija van 18 oktober 2001 verscheen een ingezonden brief van een aantal leidende academici, onder wie Sergej Averintsev, Vladimir Toporov en Vjatsjeslav Ivanov, waarin de biografische encyclopedie een onderneming werd genoemd die geen precedent kende in de Russische wetenschap en de stopzetting van het project ‘een barbaarse daad ten opzichte van de Russische cultuur’. In de brief werden ook de staatsorganen, in het bijzonder het Federale Persagentschap, op hun verantwoordelijkheid aangesproken. In vele kranten en ook op internet verscheen commentaar op de brief en werd deze van harte ondersteund; het Persagentschap hulde zich in stilzwijgen.

Er zou waarschijnlijk niets zijn gebeurd als niet Solzjenitsyn zich het lot van de encyclopedie had aangetrokken en, in een open brief aan president Poetin, de zaak ervan had bepleit. Poetin reageerde direct en gaf opdracht ‘medewerking te verlenen’ aan de verdere uitgave. Wat die ‘medewerking’ inhield was echter niet erg duidelijk. Een hoge ambtenaar van Poetin verzocht drie ministeries, dat van Cultuur, de Pers en het Onderwijs, dertig miljoen roebel (bijna een miljoen euro) voor de encyclopedie ter beschikking te stellen. Alleen het ministerie van Cultuur kwam met slechts twee miljoen roebel over de brug, een schijntje van wat er nodig was. Niettemin kon het werk van de redactie van de encyclopedie worden voortgezet.

In 2005 kwam het tot een nieuwe botsing tussen de redacteuren van de encyclopedie en de leiding van de uitgeverij. De redactie werd ‘buiten de uitgeverij geplaatst’ en weer werd het project stopgezet. Maar opnieuw werd er heftig geprotesteerd in de pers en op de radio. De weigering van de uitgeverij het werken aan de encyclopedie verder mogelijk te maken werd een ramp voor de cultuur genoemd en een academielid ging zover dat hij de encyclopedie het belangrijkste project noemde dat de uitgeverij onder handen had en dat de directie van de uitgeverij stupide was dat ze dat niet in de gaten had. Onder druk van die hevige protesten was de uitgeverij gedwongen bakzeil te halen. Weliswaar werd, om niet helemaal gezichtsverlies te lijden, het hoofd van de redactie aan de kant gezet, maar de opvolger die in zijn plaats werd benoemd was een minstens zo warm voorstander van het project als de oude hoofdredacteur. Deel V kreeg het groene licht. De oplage is geslonken tot 5000 en de prijs is voor Russische begrippen astronomisch (zeventig euro), maar voorlopig is de encyclopedie gered. Voorlopig, want je weet nooit wat er nog kan gebeuren.

In ieder geval, en dat is al een mijlpaal op zich, is met deel V van de encyclopedie de ‘gevaarlijke’ letter P gepasseerd. Eerdere, soortgelijke projecten betreffende de Russische literatuur, zijn gesneuveld vóór de letter P was bereikt, meestal ten gevolge van de dood van degene die het project was gestart. Deel V loopt van Po tot So en bevat dus het pièce de résistance van de hele encyclopedie, het lemma over Poesjkin (Puškin), in de ogen van de Russen dé grote nationale auteur, die zelfs ver uitstijgt boven reuzen als Dostojevski en Tolstoj. Aan belangrijke Russische schrijvers en dichters, zoals Dostojevski en Gogol, Lermontov en Saltykov-Sjtsjedrin (de T van Tolstoj en Toergenjev moet nog komen) wordt in de encyclopedie meestal een tiental bladzijden gewijd. Voor Poesjkin is ruim het dubbele, vijfentwintig bladzijden uitgetrokken. De tekst over hem is een uitmuntend essay van twee bekende Russische poesjkinisten, Irina Soerat en Sergej Botsjarov, waarin Poesjkins leven en werk to the point en wetenschappelijk verantwoord worden besproken. Wetenschappelijk verantwoord althans wat betreft de Russische poesjkinistiek. In de vrij uitvoerige bibliografie die het lemma besluit wordt geen enkele buitenlandse studie genoemd. Dat is nogal vreemd, aangezien er ook buiten Rusland uitstekende poesjkinisten zijn en in het verleden zijn geweest, die beslist vernieuwende bijdragen hebben geleverd aan de bestudering en interpretatie van Poesjkins werk. De encyclopedie negeert die ten enenmale – alsof men het niet kan verkroppen dat een vreemde zich bezighoudt met het mooiste wat er is in de Russische cultuur, en niets wil weten van deze ‘heiligschennis’. In andere lemma’s worden belangrijke westerse studies wel genoemd.

Nog enkele algemene opmerkingen over de encyclopedie. De informatie die ze bevat is immens. Er worden zo’n drieeneenhalfduizend auteurs (onder wie twaalf Ivanóvs en drie Ivánovs – wie de klemtoon op de laatste lettergreep heeft is van adel) in besproken, van wie verreweg het grootste deel volslagen onbekend is. Iedereen die iets literairs heeft gepubliceerd tussen 1800 en 1917 staat erin, met biografie, belangrijkste werken, kort oordeel over die werken en een bibliografie. Een ware Fundgrube voor wie zich bezighoudt met de Russische literatuur van de negentiende eeuw. Het vijfde deel van Russische schrijvers 1800-1917 telt ruim honderd bladzijden meer dan de voorafgaande delen. De reden daarvan kan natuurlijk zijn dat een groter deel van het materiaal is bijeengebracht, maar ik heb de indruk dat reeds van te voren voor deel V Po tot So was vastgesteld en dat de lemma’s in de loop van de tijd gemiddeld wat langer zijn geworden. Dat komt omdat er nu vrijelijk geschreven kan worden over auteurs die voor de revolutie zijn begonnen te publiceren en daarna soms een nog lange carrière hebben gehad. In het eerste deel van de encyclopedie wordt bijvoorbeeld het werk dat Anna Achmatova na 1917 heeft geschreven slechts terloops genoemd. In het begin van de jaren tachtig, toen de encyclopedie op stapel werd gezet, was Achmatova nog nauwelijks persona grata en was haar beste werk, zoals de lange gedichten Requiem en Epos zonder held, nog niet officieel in het Russisch verschenen. In deel V kan een geëmigreerde schrijver als Aleksej Remizov (1877-1957), die een groot deel van zijn werkzame leven (vanaf 1923) in Parijs heeft gewoond, in zijn geheel worden besproken. Ook de bibliografieën zijn uitvoeriger geworden: door het ruimer opnemen van westerse publicaties en door het vele wat er de laatste vijftien jaar in Rusland over de vroeger verboden schrijvers is gepubliceerd.




   <

TSL 50

   >