Ondanks de magere salarissen van wie in Rusland
werkzaam is in de intellectuele beroepen:
leraren, universitaire docenten, professoren
zelfs, verschijnen er, althans in de ‘hoofdsteden’,
Moskou en Petersburg, opmerkelijk veel
uitstekende studies. Dit geldt vooral voor de
humaniora, waarin er, na het verdwijnen van het
communisme en de censuur, nog steeds sprake
is van een inhaalslag. Men is druk bezig met
het voorbereiden van wetenschappelijke edities
van het werk van eertijds verboden schrijvers
(denk bijvoorbeeld aan de emigrantenliteratuur),
archieven uit te pluizen, belangrijke buitenlandse
boeken (nieuwe westerse filosofie en
andere spraakmakende literatuur) te vertalen
en doet actief mee met het internationale debat
over hedendaagse culturele ontwikkelingen.
Misschien nog verrassender dan het enthousiasme
van de onderzoekers is dat het resultaat
van hun werk ook wordt uitgegeven. Verrassend,
omdat de oplagen van de studies – wie kan
zich tenslotte de aanschaf ervan veroorloven?
– heel klein zijn, niet meer dan duizend, soms
zelfs maar vijfhonderd exemplaren. Daar kan
een uitgever, die de prijs van zijn boeken ook
nog eens laag moet houden om althans iéts te
verkopen, niet echt van leven. Ook onder de
uitgevers moeten zich idealisten bevinden die
het bepaald niet alleen om het geld gaat.
Probleemloos gaat het allemaal echter niet.
Een van de meest opzienbare uitgaven die dit
jaar, het voorjaar van 2008 (in het boek staat
2007, maar toen is het alleen in druk gegeven),
zijn verschenen is het lang verwachte vijfde deel van de biografische encyclopedie Russische
schrijvers 1800-1917 (Russkie pisateli
1800-1917). Deze encyclopedie, een project
van de Moskouse wetenschappelijke uitgeverij
De Grote Russische Encyclopedie, is nog in
de Sovjettijd, in het begin van de jaren tachtig,
gestart. Toen het eerste deel verscheen, in
1989, de tijd van de perestrojka en nog voor
de ineenstorting van de Russische economie,
baarde het direct veel opzien. Op zijn bijna
zevenhonderd bladzijden, waarin slechts de
schrijvers van A tot G (de g is de vierde letter
in het Russische alfabet) die tussen 1800 en
1917 hebben gepubliceerd werden behandeld,
was een schat aan informatie te vinden, met een
minimum aan, toen nog eigenlijk verplichte,
ideologische inkleuring. Aan het boek had de
fine fleur van de Russische intelligentsia meegewerkt;
ieder lemma is een wetenschappelijk
artikel op zich en biedt in kort bestek, maar wel
volledige, informatie over het leven en werk
van dichters en schrijvers, bekende zowel als
onbekende, inclusief de belangrijkste artikelen
en studies over hen. Een ongekend nauwkeurig
en volledig naslagwerk, dat de Korte Literaire
Encyclopedie, waar men het tot die tijd mee
moest doen, ver voorbijstreefde. De oplage was
ook nog ‘ouderwets’ groot, zoals men dat in de
Sovjetunie gewend was: 100.000 exemplaren,
zodat elke geïnteresseerde het kon aanschaffen,
en voor een redelijke prijs.
Zoals Alla Latynina schreef in het vierde
nummer van het literaire tijdschrift Nieuwe
wereld (Novy mir) van dit jaar, waaraan ik het meeste van de informatie voor dit artikel heb
ontleend, was het tweede deel van de encyclopedie,
met de schrijvers van G tot K, al nagenoeg
klaar toen het eerste deel uitkwam, maar
werd het pas gepubliceerd in 1992. De reden
voor het uitstel was de snel verslechterende
economische situatie. Het papier werd duurder,
de staatsuitgeverijen werden geleidelijk
ontmanteld en financiering viel steeds moeilijker
te vinden, ook voor de lopende projecten.
Gezien de economische chaos in de jaren negentig
was het een wonder dat volgende delen
van de encyclopedie nog konden verschijnen,
het derde deel (K-M) in 1994, het vierde (M-Po)
in 1999. Weliswaar slonk de oplage aanzienlijk,
van 60.000 voor het tweede naar 40.000 voor
het derde en 20.000 voor het vierde deel, maar
de kwaliteit was onveranderd hoog. Ieder nieuw
deel bevestigde de uniekheid van het project.
In 2001 kreeg uitgeverij De Grote Russische
Encyclopedie een nieuwe leiding en deze besloot,
zoals met meer lopende series gebeurde,
de uitgave van Russische schrijvers 1800-1917 stop te zetten. De kosten waren te hoog, het belang
voor de uitgeverij te gering. Toen gebeurde
er iets zeldzaams: de intelligentsia protesteerde
en de openbare mening werd wakker geschud.
In de Izvestija van 18 oktober 2001 verscheen
een ingezonden brief van een aantal leidende
academici, onder wie Sergej Averintsev, Vladimir
Toporov en Vjatsjeslav Ivanov, waarin
de biografische encyclopedie een onderneming
werd genoemd die geen precedent kende in de
Russische wetenschap en de stopzetting van het
project ‘een barbaarse daad ten opzichte van
de Russische cultuur’. In de brief werden ook
de staatsorganen, in het bijzonder het Federale
Persagentschap, op hun verantwoordelijkheid
aangesproken. In vele kranten en ook op internet
verscheen commentaar op de brief en werd
deze van harte ondersteund; het Persagentschap
hulde zich in stilzwijgen.
Er zou waarschijnlijk niets zijn gebeurd als
niet Solzjenitsyn zich het lot van de encyclopedie
had aangetrokken en, in een open brief
aan president Poetin, de zaak ervan had bepleit.
Poetin reageerde direct en gaf opdracht ‘medewerking
te verlenen’ aan de verdere uitgave.
Wat die ‘medewerking’ inhield was echter niet
erg duidelijk. Een hoge ambtenaar van Poetin
verzocht drie ministeries, dat van Cultuur, de Pers en het Onderwijs, dertig miljoen roebel
(bijna een miljoen euro) voor de encyclopedie
ter beschikking te stellen. Alleen het ministerie
van Cultuur kwam met slechts twee miljoen
roebel over de brug, een schijntje van wat er
nodig was. Niettemin kon het werk van de redactie
van de encyclopedie worden voortgezet.
In 2005 kwam het tot een nieuwe botsing
tussen de redacteuren van de encyclopedie en
de leiding van de uitgeverij. De redactie werd
‘buiten de uitgeverij geplaatst’ en weer werd
het project stopgezet. Maar opnieuw werd er
heftig geprotesteerd in de pers en op de radio.
De weigering van de uitgeverij het werken aan
de encyclopedie verder mogelijk te maken werd
een ramp voor de cultuur genoemd en een academielid
ging zover dat hij de encyclopedie het
belangrijkste project noemde dat de uitgeverij
onder handen had en dat de directie van de uitgeverij
stupide was dat ze dat niet in de gaten
had. Onder druk van die hevige protesten was
de uitgeverij gedwongen bakzeil te halen. Weliswaar
werd, om niet helemaal gezichtsverlies
te lijden, het hoofd van de redactie aan de kant
gezet, maar de opvolger die in zijn plaats werd
benoemd was een minstens zo warm voorstander
van het project als de oude hoofdredacteur.
Deel V kreeg het groene licht. De oplage is geslonken
tot 5000 en de prijs is voor Russische
begrippen astronomisch (zeventig euro), maar
voorlopig is de encyclopedie gered. Voorlopig,
want je weet nooit wat er nog kan gebeuren.
In ieder geval, en dat is al een mijlpaal
op zich, is met deel V van de encyclopedie
de ‘gevaarlijke’ letter P gepasseerd. Eerdere,
soortgelijke projecten betreffende de Russische
literatuur, zijn gesneuveld vóór de letter P
was bereikt, meestal ten gevolge van de dood
van degene die het project was gestart. Deel V
loopt van Po tot So en bevat dus het pièce de
résistance van de hele encyclopedie, het lemma
over Poesjkin (Puškin), in de ogen van de
Russen dé grote nationale auteur, die zelfs ver
uitstijgt boven reuzen als Dostojevski en Tolstoj.
Aan belangrijke Russische schrijvers en
dichters, zoals Dostojevski en Gogol, Lermontov
en Saltykov-Sjtsjedrin (de T van Tolstoj en
Toergenjev moet nog komen) wordt in de encyclopedie
meestal een tiental bladzijden gewijd.
Voor Poesjkin is ruim het dubbele, vijfentwintig
bladzijden uitgetrokken. De tekst over hem is een uitmuntend essay van twee bekende Russische
poesjkinisten, Irina Soerat en Sergej Botsjarov,
waarin Poesjkins leven en werk to the
point en wetenschappelijk verantwoord worden
besproken. Wetenschappelijk verantwoord
althans wat betreft de Russische poesjkinistiek.
In de vrij uitvoerige bibliografie die het lemma
besluit wordt geen enkele buitenlandse studie
genoemd. Dat is nogal vreemd, aangezien er
ook buiten Rusland uitstekende poesjkinisten
zijn en in het verleden zijn geweest, die beslist
vernieuwende bijdragen hebben geleverd aan
de bestudering en interpretatie van Poesjkins
werk. De encyclopedie negeert die ten enenmale
– alsof men het niet kan verkroppen dat
een vreemde zich bezighoudt met het mooiste
wat er is in de Russische cultuur, en niets wil
weten van deze ‘heiligschennis’. In andere
lemma’s worden belangrijke westerse studies
wel genoemd.
Nog enkele algemene opmerkingen over
de encyclopedie. De informatie die ze bevat
is immens. Er worden zo’n drieeneenhalfduizend
auteurs (onder wie twaalf Ivanóvs en drie
Ivánovs – wie de klemtoon op de laatste lettergreep
heeft is van adel) in besproken, van
wie verreweg het grootste deel volslagen onbekend
is. Iedereen die iets literairs heeft gepubliceerd
tussen 1800 en 1917 staat erin, met
biografie, belangrijkste werken, kort oordeel
over die werken en een bibliografie. Een ware Fundgrube voor wie zich bezighoudt met de
Russische literatuur van de negentiende eeuw.
Het vijfde deel van Russische schrijvers
1800-1917 telt ruim honderd bladzijden meer
dan de voorafgaande delen. De reden daarvan
kan natuurlijk zijn dat een groter deel van het
materiaal is bijeengebracht, maar ik heb de indruk
dat reeds van te voren voor deel V Po tot
So was vastgesteld en dat de lemma’s in de loop
van de tijd gemiddeld wat langer zijn geworden.
Dat komt omdat er nu vrijelijk geschreven kan
worden over auteurs die voor de revolutie zijn
begonnen te publiceren en daarna soms een nog
lange carrière hebben gehad. In het eerste deel
van de encyclopedie wordt bijvoorbeeld het
werk dat Anna Achmatova na 1917 heeft geschreven
slechts terloops genoemd. In het begin
van de jaren tachtig, toen de encyclopedie op
stapel werd gezet, was Achmatova nog nauwelijks
persona grata en was haar beste werk, zoals
de lange gedichten Requiem en Epos zonder
held, nog niet officieel in het Russisch verschenen.
In deel V kan een geëmigreerde schrijver
als Aleksej Remizov (1877-1957), die een groot
deel van zijn werkzame leven (vanaf 1923) in
Parijs heeft gewoond, in zijn geheel worden
besproken. Ook de bibliografieën zijn uitvoeriger
geworden: door het ruimer opnemen van
westerse publicaties en door het vele wat er de
laatste vijftien jaar in Rusland over de vroeger
verboden schrijvers is gepubliceerd.