Serhi Zjadan



Gedichten1



Serhi Zjadan (Loegansk, 1974) publiceerde tot nog toe een reeks kortverhalen en drie romans, maar het is vooral als dichter dat hij grote bekendheid geniet, in Oekraïne en geleidelijk aan ook daarbuiten: het Nederlands is de tiende taal waarin hij vertaald wordt. De poëzie van Zjadan is duidelijk beïnvloed door de Oekraïense en Russische avant-garde van de jaren tien en twintig. Hoewel hij een echte postmodernist kan genoemd worden, schuwt deze dichter de grote vragen over leven en dood niet. Metafysische motieven krijgen bij hem een verrassende, vaak erg eigentijdse aankleding. De hieronder gepresenteerde cycli ‘Atheïsme’ en ‘Pennsylvaanse lezing’ verschenen resp. in de bundels ‘De citeerder’ (Tsytatnyk, 1995) en Pepsi (1998). Het gedicht ‘De Heer sympathiseert met outsiders’, ten slotte, komt uit de recentere bundel ‘USSR’ (U.R.S.R., 2004).

atheism no 1



Je vond het steeds
verdacht
Maria!

Maar zie, de uier van zijn hart
stroomt van pijnmelk

En je zat naast hem
een nacht lang in regen en wind
je voelt hoe je huid
bedekt wordt met het roest van wangeloof
alsof ze bruint

Je bekijkt aandachtig het litteken
dat de kus van de leerling achterliet,
het kleurt rood op zijn ongeschoren wang
als het spoor van een bot lemmet

En je handen zullen nog lang
ruiken naar de benzine
waarmee je onze steden
verbrandde

atheism no 2



Schijnbaar heb jij ooit gezegd
dat je je vaak een
engel voorstelt: een
grote witte vogel
met een sterke, scherpe snavel
om de harde noten
van Gods verdriet te kraken

Het zout stolde
op je vingers
immers, het woord van God is
als gedroogde vis waar je van geniet
maar niet door verzadigd wordt

’s Avonds zit je lang
op de drempel
en verwijdert van de vissenruggen
de zilveren muntstukken van de vinnen

En boven jouw erf
schittert op de maan
een klein hoefijzer
van een duivelspoot


atheism no 3



Je kust hem
en samen met het speeksel
blijven
op zijn lippen
de microben van het verraad achter

Ten afscheid
druk je stevig
zijn benige handen
en door je vingers
vlucht vochtig en bezweet
de vogel van het verraad
van onder jouw handen naar omhoog

Vooraleer je
van hem weggaat
spreek je
enkele woorden uit
en je tong
spartelt als een vis
en legt kaviaar van verraad
in je keel

En het enige
wat jou kan prijsgeven
is hooguit
diezelfde tong
die in tegenstelling
tot jouw bleke gezicht
nog lang van schaamte zal branden


pennsylvaanse lezing



1.

elke vis begint zoals een politiek regime
te bederven vanaf het hoofd
en zie onze vis duikt in het slib van vreemde kusten
en zie wij kijken samen naar het nachtelijk Pennsylvania
naar hoge sparren
naar verlaten benzinestations
afstand kleineert kinderlijke twijfel
vernedert de attributen van vroegere relaties
zo lang nog tot de zomer en zo laag
stappen regens boven onze woorden bewegingen kleren

flitsende fietsen doorsnijden het steppenlandschap
de luchtmacht hangt naast droombeelden
zie je de ochtendlijke autoweg?
samen zullen we veel reizen
van plaats naar plaats van ontwenning naar ontwenning


2.

ellende beweegt in een kring naast het huis

naast de bomen

verlaten straten

zwarte aankondigingen

de reuk van drukkersinkt
zweeft achter onze ramen

enkele dagen van samenwonen
rijpheid die zich verschuilt achter achteloze woorden
de witte slak van het laken kruipt over het bed
en legt een vochtig spoor
op de dichtgeweven stof
vertel vertel me over je ouders
over je trieste moeder en het eenzame meisje
van gebruikte portalen
over huiselijke verzwijgingen
over tienerliefde
daal af langs deze trap
bij het licht van een zaklantaarn

warme voeten van
bejaarde vrouwen
de muren van kamers de schaduwen van voorwerpen
het reizend orkest van het geheugen beweegt door het bloed
en van zijn onvoorzichtige bewegingen
klinkt zachtjes
het gewrichtskristal


de heer sympathiseert met outsiders




Ik keek naar de zee en begreep alles –
de derde dag slenterde ik langs de verlaten kust
en kwam uit bij de zeearm, waarboven regens hingen,
weet je, ze vielen erin, in deze zeearm, en zwommen
daar als vissen,
de derde dag zag ik de gouden lichten van eethuizen en motels,
en de stationsbuffetten met brigades arbeiders in
witte shirts, ze gieten zich vol met alcohol, en het zoete speeksel
maakte hun wodka roze,

en zie wat ik denk –
Jezus was een rode, denk ik, hij heeft alles
opzettelijk zo bedacht
opdat je zou afzien
bij het vinden van fouten in zijn tekeningen,
hij zegt als het ware opzettelijk –
kijk zegt hij jou,
dit is jouw hart, dit is haar hart, hoor je hoe ze slaan?
je leeft zolang je luistert naar alle bewegingen en ritselingen
diep onder jouw huid,
je leeft zolang je ziet wat daar gebeurt –
binnen in de dingen en de voorwerpen, wat daar ontstaat –
achter de oppervlakte van het zichtbare.
En ook dacht ik, weet je – deze fietsen in het zand
en ook de bijbelpredikers op de uitkijkposten –
wanneer je ver in het water gaat en predikt tot alle
kwallen en vliegende vissen, je hun voorleest, terwijl zij
geduldig om je heen zwemmen, je hun
de duisterste en vreselijkste plaatsen uitlegt in je verklarend
woordenboek, je hun zegt –
dat Jezus een rode was, al die ultralinkse streken van hem
van dat op het water lopen, al die apostelen van hem –
het waren civiel ingenieurs, ze kwamen samen in een fabriek
voor hun geheime avondmalen, al deze gouden draadjes in je truien,
schrammen op je knieën,

Jezus was zeker een rode, hij rekende
op communistische principes in vluchten van vogels,
en dit alles opdat je zou afzien,
terwijl je gespannen luistert naar de hartkloppingen van

bomen en fietsen,

naar de gesprekken van brigadiers van wie de tongen

gespoeld zijn

met koude wodka, als waren het nieuwe onderdelen.

Het jonge gras dat uit deze fundamenten zal groeien,
het jonge gras waarover nog niemand iets weet, het jonge gras waar rond de hemel draait,
het gras, jong en vochtig, waarvoor
alles tot stand kwam;
bij dit jonge meisje zijn de aders zo dun dat er soms
geen bloed doorheen kan,
in de winter, wanneer de huid uitdroogt als rivieren, hoor je haar hart?
haar hart slaat trager,
dat betekent dat ze nu slaapt
ofwel dat ze gewoon zeer rustig is.



Vertaling Marie Van den Berghe





1 Uit: Serhi Zjadan, Kapital. Folio, Charkov 2006.




<   

TSL 49

   >