Viktor Neborak (Javoriv, 1961) was in het midden van de jaren tachtig een van de oprichters van de literaire groepering Boe-Ba-Boe, die furore maakte met haar literaire performances. Zijn rockgroep Nebo-rock was lange tijd erg populair in het westen van Oekraïne en in Polen. Als dichter schrijft Neborak in een toegankelijke poëtische taal, die in al haar eenvoud tegelijk sterk vernieuwend is. Intussen heeft hij vijf dichtbundels op zijn naam staan, waarvan de bekendste ‘Het vliegende hoofd’ (Litajoetsja holova, 1990) is. Uit deze bundel komen de hieronder gepubliceerde gedichten.
iemand beroert de klink terwijl hij langsloopt
en went aan zijn eigen ‘ik’
hij denkt dat hij niet alleen is
hij ziet vele gezichten
hij komt in de schijnwerper
hij voelt de aanwezigheid van de duisternis niet
uiteindelijk vergeet hij
het bestaan van magische spiegels
hij verleent het recht op autonomie
aan zijn spiegelbeelden
ontmoet hen en is met hen bevriend
hij polemiseert en regelt ontmoetingen
hij laat zijn tong krullen
tegen het buigzame oppervlak van de spiegel
en maakt gissingen over het Grote Mysterie
in dromen
door toeval beland in een waterval
van versplinterde weerspiegelingen
ondertussen
kan men zijn gang beschrijven
als het lopen door deuren
als een loeren-op-in-de-rij-staan
het uitkiezen van sleutels
het voorbijlopen volgens alle regels van de etiquette
als het beleren van ouderen
het intrappen van deuren
het gestraft worden voor het geweld
op deuren
deuren leiden naar de hel
als je hun betekenis toekent
deuren openen vanzelf
als je door een deur gaat die op een kier staat
maar denk aan de laatste deuren
die zonder klinken zijn
die slechts één keer opengaan
die enkel spoken naar buiten laten
in de duisternis gebarsten spiegels zoeken
in die spiegels te kijken en niets zien
wat doet hij
met zijn leven
hij verandert het in een lichaam
hij kleedt zich ermee
en vergelijkt het met foto’s uit tijdschriften
hij staart ernaar in de spiegel
hij voedt het
omhult het voedsel met de muziek van bloemen
en van kussen
hij voelt zich misselijk
hij zoeft er ’s nachts mee over de autosnelweg
trapt op de rem maar kan niet stoppen
achter zijn rug een vacuüm van perspectief
hij weet niet wat hij nog kan doen met dit lichaam
het te drinken geven het volstouwen met drugs
het beschilderen en in bed werpen
het veranderen in breakdance
er spieren over doen rollen en foto’s nemen
naakt in een menigte het omringen met dingen
met goud en edelstenen
het lichaam schatert
het lichaam kermt
het lichaam braakt
het lichaam zit op het toilet
het ouder wordende lichaam dwaalt door de wereld
het dol geworden lichaam wordt veroordeeld tot honderd jaar
opsluiting
het onfortuinlijke lichaam van de soldaat
verstijft in een massagraf
het is louter stilte
het is louter
de ochtend die me in een cirkel van gesprekken droeg
woorden groeiden
werden uit kranten geschud
en weerkaatst tegen de zoldering
op de tafels woorden
op de vloer woorden
uitgesproken woorden
niet gehoorde woorden
ze waren niet noodzakelijk
het is louter stilte
ik ga naar buiten
ik ga door de galmende gang
de straat
– hoe laat is het? –
ik antwoord
– hoe kom ik in…? –
ik antwoord
– geeft u me een vuurtje –
jazeker
dat was alles wat ik werkelijk
kon zeggen
vandaag
vullen lege praatjes
het hoofd als gieters
uit de woorden blijven
louter door klanken getekende cirkels over
waardoor je de hemel kunt zien
voorwerpen gezichten
zonder kern
het is louter stilte
ik zwijg in de stroom
ik zwijg in de tram
ik zwijg wanneer ik kijk
ik zwijg wanneer ik luister
kelners vegen al het gezegde van tafel
voorwerpen worden tijdens de eb vernieuwd
een mooie vrouw die ik ken bevrijdt haar lach
zoals een vogeltje
en voor vrienden is het fijn om door de stad te dwalen
zonder woorden
er zal een happy end zijn
de helden zullen elkaar vinden
hun silhouetten zullen versmelten
tegen de achtergrond van de ochtendzon
de schepper
zal eindelijk de deuren naar de stad kunnen openen
waar alles rondtolt
waar einde noch begin is
waar het woord ‘held’ symbolisch klinkt
waar men zoekt, maar jou niet in het bijzonder
waar geluk zo ongrijpbaar is
dat men het leest
op posters
op jeans
op etiketten van flessen
en er is geen bepaalde plot
en de karakters zijn
onbegrijpelijk
ik zal vrolijk zijn vanavond
want nu ben ik droevig
zei ze
de ondoorgrondelijke stemming van iemand
die niet van je houdt
maar ik heb deze dag gebouwd
als een luchtkasteel
dat ik bevolkte met aanrakingen en woorden
we zouden in alle kamers alleen zijn
een blauwe kamer een roze kamer
kom binnen
kijk hoe ik leef
hoeveel ik jou kan geven
op deze dag
uit jouw adem
zou een lied kunnen ontstaan
en mensen die het horen
zouden blijven stilstaan in het midden van de lente
ik zou scheppen zoals God
je ziet
geheel in schoonheid en grootsheid
word ik iemand
die wacht op wat jij zeggen zult…
ze zal ’s avonds vrolijk
naar een tv-programma kijken
in haar gewone flat
in haar gewone schoonheid
Vertaling Geertrui Libbrecht