Vladimir Solovjov

Niet serieuze gedichten



wijze in de herfst

Elegie, uit het Perzisch

Zeg niet: waarom zijn de bloemen verlept?
Waarom is het zo grijs en donker aan de hemel?
Waarom kijkt, vervuld van droefheid
De verbleekte tuin naar ons door het doffe raam?

Zeg niet: waarom is het smerig in het dal?
Waarom is het zo glad onderaan de steile berg?
Waarom raast en kwelt aanhoudend
De koude wind op het late uur?

Zeg niet: waarom gaat in harmonie met de natuur
Jouw vriendin te keer en kankert ze?
Woorden zijn vergeefs: de wijze drinkt op het uur van tegenspoed
Thee met rum en zwijgt gewichtig.


(1879)

 

de lezeres en het driekleurig viooltje


Ze liep door de tuin,
Tussen de pioenen en de lelies,
Tot lafenis van verstand en hart,
Of eerder voor de show.
Ze had een boekje in haar handen
En draaide een bladzijde om.
Om haar hals zat een smerig
Kraagje. Een sombere nihilist
Die hier net op een bank zat
En zich stoorde aan alles wat rijpte,
Zei tegen de tuinman: ‘Begiet het
Driekleurig viooltje, zodat het kan ontluiken.’


(circa 1880)

 

visioen


Geschreven in een toestand van zuivere hypnose

Langs de nachtelijke hemel vaart een boot,1
En in de boot schreeuwt en roept een kindje.
Kindje, kindje, waar vaar je heen?
Waarover treur je? Wie roep je?
Vergeefs, vergeefs! Er komt niemand…
En de boot, deinend, vaart steeds verder.
En de sterren flikkeren, en de grote maan
Snelt met een vreemde glimlach achter de boot aan…
En de wolkenflarden rondom smachten…
Ik ben bang dat dit niet goed afloopt!


(1886)



***


Ik houd van dames van veertig.
Ik houd van oude wijn.
De wintertuin vind ik mooier dan die van de zomer,
En het veelkleurige raam
Van een halfingestorte kamer
Zegt me evenveel
Als de eerste aanblik van een groot bal
Het hart van een opgewonden meisje zegt.


(1887)

 

uit een brief


In de eerste plaats verklaar ik u, verrukkelijke vriend,
Dat nu al meer dan honderd jaar,
Zoals ontwikkelde mensen weten,
Tijd en ruimte helemaal niet bestaan:
Dat dit slechts een subjectief fantoom is,
Of, eenvoudig gezegd, enkel bedrog.
Dit niet weten is naïef realisme,
Dat tegenwoordig alleen voor apen gepast is.
En als dat zo is dan is dus ook een scheiding
Als een tijdruimtelijk drogbeeld,
Gelijk aan nul, en daarmee ook treurigheid en verveling
En al het overige idem dito…
Eerlijk gezegd zijn er vanaf het begin
In de zinloze aardse menigte
Slechts twee verstandige mensen geweest –
De filosoof Kant en oergrootvader Noach.
De een bewees met de a-priorische methode
Dat we, in principe, overal lak aan moeten hebben.
De ander – empirisch onweerlegbaar:
Dronk zoveel dat hij dronken werd en in slaap omviel.


(1890)

 

grafschrift


Vladimir Solovjov
Ligt hier op deze plek.
Eerst was hij filosoof,
Nu is hij een skelet.
Voor sommigen een vriend,
Was hij voor velen vijand.
Waanzinnig had hij lief,
Stortte zich in de afgrond.
En hij verloor zijn ziel,
Om van zijn lichaam niet te spreken.
De duivel kwam hem halen,
Honden hebben hem opgegeten.
Voorbijganger, blijf voor deze les niet doof,
Hoe funest de liefde is, hoe nuttig het geloof.

(1892)

 

parodieën op russische symbolisten2


1

Verticale horizonten
Aan een chocolade hemel,
Als halfspiegelende dromen
In bossen laurierkers.


Een fantoom van een vuurspuwende ijsschots
Is in het heldere duister gedoofd,
En er staat een hyacinthen Pegasus
Die mij niet hoort.


Immanente mandragora’s
Ruisten in het riet,
En ruw-decadente
Verzen in kwijnende oren.


2

Boven een groene heuvel,
Boven een hevel groen,
Voor ons verliefd met zijn tweeën,
Voor ons met zijn tweeën verliefd
Schijnt midden op de dag een ster,
Hij schijnt midden op de dag,
Hoewel niemand ooit
Die ster zal zien.
Maar een golvende mist,
Maar een mist golvend
Uit stralende landen,
Uit een stralend land,
Hij glijdt tussen de wolken
Boven een droge golf,
Onbeweeglijk vliegend,
En bij een dubbele maan.3


3

In de hemel branden kroonluchters

En beneden is het donker.

Ben je naar hem toegegaan of niet?

Zeg het zelf!


Maar terg niet de hyena van het vermoeden,

De muizen van het verlangen!

Kijk niet hoe de panters van de wraak

Hun slagtanden scherpen!


En roep niet de uil van de wijsheid

In deze nacht!

De ezels van het geduld en de olifanten van het gepeins

Zijn weggesneld.


De krokodil van jouw lot

Heb jij zelf gebaard.

Laat in de hemel de kroonluchters branden, –

In het graf is duisternis.



Vertaling Willem G. Weststeijn






1 Een variant van de eerste regel van een bekend gedicht van Lermontov: ‘Langs de nachtelijke hemel vloog een engel’.
2 In deze gedichten drijft Solovjov de spot met een aantal typische procédés van de Russische symbolistische dichters, zoals herhalingen, logische tegenstellingen en concretisering van abstracta.
3 Verwijzing naar een berucht gedicht van Valeri Brjoesov, die het symbolisme in Rusland introduceerde en in een van zijn gedichten een maan deed opkomen terwijl er al een aan de hemel stond.



<   

TSL 46

   >