Aleksej Slapovski is geboren in 1957 in het district Saratov. Een van Ruslands populairste hedendaagse schrijvers, verschillende keren genomineerd voor de Russische Bookerprijs. In 1999 verscheen in ons land zijn roman De zielsverwisseling (De Geus, Breda).
Op 13 maart 2002, woensdag, om half zeven ’s avonds, stond Anisimov op de roltrap van het metrostation Timirjazevskaja in de stad Moskou; hij kwam van zijn werk.
En hij zag beneden zich een bananenschil liggen, aan de linkerkant, niet waar de mensen staan, maar waar ze naar beneden lopen. Iemand moest die schil daar kort geleden hebben neergegooid.
Goed dat ik hem gezien heb, dacht Anisimov, en dat ik aan de rechterkant sta en niet aan de linkerkant naar beneden loop. Als ik dat zou doen en die schil niet zou zien zou ik erop kunnen trappen, uitglijden en een lelijke smak maken.
Wat een rotzak moet dat zijn die die schil daar heeft neergegooid, dacht Anisimov ook nog.
Maar iemand anders, dacht hij meteen daarop, zal hem vast niet zien – en uitglijden. Ik moet hem aan de kant schoppen.
En hij ging in de linkerrij staan, liep naar beneden en zwaaide met zijn voet om de schil opzij te schoppen.
Maar toen bedacht hij dat hij ter gelegenheid van het einde van de werkdag wat gedronken had. De coördinatie van zijn bewegingen was niet helemaal honderd procent. Hij zou nu zo een verkeerde beweging kunnen maken, zijn evenwicht verliezen, vallen en gewoon zijn schedel kunnen breken omdat alles om hem heen hard en stevig was.
In één ogenblik ontrolde Anisimovs hele leven zich voor zijn geestesoog. Zijn armoedige kindertijd, vurige jeugd, drieste eerste jaren van de volwassenheid, kwellende latere jaren. Hij bedacht dat hij zijn werk allang vervelend vond en al een jaar of acht was hij van plan ander werk te zoeken, maar op een of andere manier kwam dat er steeds maar niet van. En als hij zo dadelijk doodgaat dan komt het
er nooit meer van – dat is nog eens pech! Hij bedacht dat zijn vrouw een kreng en een serpent was, hij had allang geleden bij haar weg moeten gaan, maar als hij nu doodgaat dan blijft hij haar echtgenoot en zal ze tranen vergieten op zijn begrafenis, hoewel ze hem in feite eigenhandig het graf in heeft gejaagd. Hij bedacht dat zijn kinderen echte klaplopers en parasieten waren en hij is steeds maar van plan ze eens heel populair te vertellen dankzij wie ze zo’n vrolijk, makkelijk en zorgeloos leven leiden. Maar als hij nu de pijp uitgaat zal niemand ze dat vertellen en zullen ze hun-vader-niet-eerders blijven. Kortom, in dit korte ogenblik begreep Anisimov pijnlijk duidelijk dat zijn leven niet echt geslaagd was en dat hij als hij nu de pijp aan Maarten geeft het ook nooit geslaagd zou worden, en als hij dat niet doet, dat er dan nog een mogelijkheid is.
Daarom schopte Anisimov op het laatste ogenblijk de schil niet weg, maar stapte hij er met een grote boog overheen, waarmee hij, laten we het maar rechtuit zeggen, zijn huid redde. De stap bleek echter te groot, Anisimov wankelde, verloor zijn evenwicht, zwaaide wild met zijn armen, alsof hij een onbekend orkest dirigeerde, viel, kwam dreunend met volle kracht met zijn rug precies op de plek terecht waar de schil lag en met zijn hoofd tegen een traptrede en wel zo, dat hij onmiddellijk stierf, zonder nog bij bewustzijn te zijn gekomen.
U hebt medelijden met Anisimov, maar vraagt zich natuurlijk toch af waarom ik hem in de titel van mijn verhaal een held heb genoemd.
Heel eenvoudig.
Hij heeft misschien geen heldendaad verricht, maar hij wilde dat toch wel! De meeste mensen die die avond de schil zagen liggen dachten nergens over. De resterende minderheid dacht in meerderheid slechts met leedvermaak hoe goed het was dat ze de schil hadden gezien en er niet op waren getrapt. Er waren mogelijk enkele medelevende lieden, die aan anderen dachten die de schil niet zouden zien en erop zouden kunnen trappen, maar ze deden dat in abstracto, zonder speciaal iemand op het oog te hebben. En alleen Anisimov dacht niet alleen, maar wilde zelfs maatregelen nemen. Wat maakt het u tenslotte uit wat degene dacht die u heeft gered, en Anisimov heeft iemand zo niet het leven dan toch diens gezondheid gered.
Ja, hij twijfelde, hij wilde zich op het laatste ogenblik zelfs nog onttrekken aan zijn heldenlot, maar het lot had hem voorbestemd tot held en hij werd dat omdat je, zoals bekend, je lot niet kunt ontlopen.
De technoloog Laptjev werd wakker en dacht: nu moet ik het haar eindelijk zeggen!
Hij dacht dat met betrekking tot de vrouw Konjagina.
En hij begaf zich naar het station om de trein van acht uur vijf-entwintig te kunnen halen, aangezien hij een flinke reis voor de boeg had.
Op het station bemerkte hij echter dat het vandaag zondag was en dat de trein van acht uur vijfentwintig niet reed, maar pas om negen uur veertig zou gaan. Zover is het al met me gekomen door die gevoelens, dacht Laptjev en hij begon te wachten.
Om de wachttijd wat te bekorten ging hij naar het stationsbuffet om een fles bier te kopen. Maar de verkoopster zei hem dat ze hem niet alleen geen bier zou geven, maar dat hij haar nog zevenentwintig roebel schuldig was, hij moest zich schamen. Laptjev had meer bij zich dan dat bedrag, maar als hij zevenentwintig roebel zou afstaan zou hij niet genoeg overhouden om een kaartje te kunnen kopen en hij moest naar Konjagina. Daarom snelde hij naar huis, pakte daar zevenentwintig roebel en bracht die naar de verkoopster. En hij was net op tijd voor de trein.
Hij zat in de trein en keek uit het raam.
Maar toen kwamen er hooligans de coupé in. Laptjev ging naar het balkon; hij wilde niets met de hooligans te maken hebben, omdat ze hem in elkaar konden slaan of zelfs doodslaan, en hij moest immers naar Konjagina.
De hooligans gingen echter ook naar het balkon, begonnen te drinken, te roken en te vloeken. Toen wilde Laptjev weer teruggaan naar de coupé, maar de hooligans hielden hem tegen en begonnen hem te vragen: waarom drink je niet met ons, bevallen we je soms niet? Lap tjev zei dat hij mee zou drinken. Aha, voor noppes zeker, riepen de hooligans. Eerst betalen, dan drinken. Nee, zei Laptjev, dan drink ik niet. Aha, riepen de hooligans, wel voor noppes, maar niet willen betalen! Geef dan maar gewoon geld! Maar Laptjev kon geen geld missen, hij had dat zelf nodig om van het Kievstation naar het Pave-letskistation te gaan en dan naar Konjagina, die verweg woonde. En hij had ook geld nodig voor de terugweg. En hij zei dat hij later wel geld zou geven, maar dat dat nu niet kon. Maar de hooligans geloofden hem niet en wilden hem zijn geld afpakken. Hij drukte zijn broekzak stevig dicht en weigerde beslist het te geven. Toen stopte de trein, de deuren gingen open en de hooligans zeiden dat ze Laptjev er nu zouden uitsodemieteren omdat zijn gezicht hun niet aanstond. Laptjev dacht dat als ze hem er uitgooien hij wie weet wanneer bij Konjagina aankomt. Hij moest zelf de hooligans eruitgooien. En hij deed aldus, zuchtte van opluchting en reed verder.
Op het Kievstation stapte hij over op de metro naar het Pavelets-kistation, maar toen hij daar aankwam hielden agenten hem aan om zijn papieren te controleren. Alsof het zo moest zijn was Laptjev er nog niet aan toegekomen zijn foto te wijzigen in verband met zijn leeftijd. Hij had dat een half jaar geleden moeten doen, maar hij was te druk bezig geweest met zijn werk en met zijn gedachten aan Konja gina. Hij begon dat aan de agenten uit te leggen, maar zij brachten hem naar een politiepost om hem geld af te persen. Iedereen heeft geld nodig, dacht Laptjev bitter, maar ik zelf ook. En op weg naar de post rukte hij zich plotseling los en ging ervandoor. Hij rende heel snel en de agenten werden spoedig moe, aangezien ze gewend waren aan werk waarbij weinig beweging nodig was.
Maar toen gebeurde er iets rampzaligs: Laptjev verzwikte zijn voet.
Vol pijn en kreunend haalde hij zijn T-shirt van onder zijn overhemd vandaan, verbond daarmee zijn voet en sleepte zich naar het treinstation, waarbij hij probeerde onopgemerkt te blijven.
Ten slotte zat hij in de trein en was hij op weg.
Hij was drie stations gepasseerd toen er een blinde oude vrouw binnenkwam die met haar hand uitgestrekt door de wagon liep. Som-migen wendden zich af, gebruikmakend van het feit dat de oude vrouw niet kon zien, anderen gaven wat, je weet maar nooit. Laptjev zou ook graag wat gegeven hebben, maar hij had niets meer over. Plotseling voelde het oudje zich slecht; ze kromde haar rug en begon te jammeren dat men haar naar buiten moest brengen en naar het stationsgebouw waar haar schoondochter was. Iedereen draaide zich af, maar Laptjev bezweek; hij leidde de oude vrouw naar buiten en bracht haar naar het stationsgebouw, en intussen vertrok de trein. De schoon dochter kwam niet opdagen en Laptjev was genoodzaakt een ambulance te laten komen, daarop te wachten en het oudje te troosten, omdat ze schreeuwde dat ze zo dadelijk dood zou gaan. De ambulance kwam en de verplegers zeiden dat ze een hartaanval had en dat ze inderdaad zou kunnen sterven, dat was overigens hoog tijd.
Laptjev wachtte op de volgende trein en ging opnieuw op weg naar Konjagina.
Hij kwam anderhalf uur later aan en moest toen nog op de bus wachten. De bus kwam, Laptjev klom naar binnen, hij vertrok, maar na een minuut of veertig kreeg de bus pech, midden op de weg.
Laptjev schatte in hoe ernstig de panne zou zijn en ging te voet verder, omdat het nog maar zeven kilometer was. Al ging het lopen met een verzwikte voet wel moeizaam.
Maar toch bereikte hij zijn plaats van bestemming.
Het schemerde al.
Hij liep langs een huis met op de binnenplaats een kwaadaardige hond. Deze zag dat Laptjev moeilijk liep en dacht dat hij iets droeg. Ze hadden de hond afgericht op dieven en daarom begon hij te grommen en te blaffen; hij sprong op Laptjev af en beet hem.
Laptjev bekommerde zich meer om zijn gezondheid dan om zijn uiterlijk. Hij scheurde dus een mouw van zijn overhemd af en verbond daarmee zijn wond.
Om acht uur ’s avonds belde hij aan bij de woning van Konjagina. Haar moeder deed open en zei dat Konjagina naar haar buurman Moetin was gegaan.
Laptjev ging naar buurman Moetin.
Moetin was met vrienden aan het drinken. Op de vraag naar Konjagina stoof hij op en maakte hij aanstalten Laptjev te lijf gaan, waarbij hij zich in de grofste bewoordingen over Konjagina uitliet. Er zat niets anders op dan Moetin een klap te verkopen. Maar zijn vrienden stortten zich op Laptjev, grepen hem beet en gooiden hem van het balkon van de tweede verdieping.
Laptjev bleef in leven, maar brak zijn andere been. Hij bond er een houten staak aan vast en omwikkelde hem met de andere mouw van zijn overhemd.
En op de een of andere manier kwam hij weer bij het huis van Konjagina.
Daar zij hij tegen haar moeder dat ze niet bij Moetin was.
Ach ja, zei de moeder, dat was ik vergeten, ze is naar haar vrien din Sitina gegaan om met mouliné te borduren.
Toen ging Laptjev naar Sitina.
Maar Sitina was alleen en zat niet met mouliné te borduren, maar, integendeel, televisie te kijken en deed niets. Ze nodigde Laptjev uit haar gezelschap te houden. Maar hij ging weg en ging opnieuw naar de moeder van Konjagina.
Ach ja, zei de moeder, wat ben ik toch een ouwe idioot, mijn dochter was blijkbaar de hele tijd in de badkamer en ik wist dat niet!
Toen kwam ook Konjagina zelf te voorschijn, helemaal schoon, rose, mooi en zei: lieve Laptjev, eindelijk.
Maar Laptjev zei: nee, Konjagina, luister. Ik heb genoeg van je, ik wil je niet meer zien en je moet ophouden mij te achtervolgen.
Na zijn plicht van eerlijk mens en man vervuld te hebben ging Laptjev weg.
Hij spaarde zijn krachten: hij had nog een lange weg te gaan naar zijn woonplaats.
Vertaling Willem Weststeijn