Recensies en signalementen




Maria Barbara Styk, Belgia w relacjach Polaków. Antologia. ('België in de berichten van Polen. Een bloemlezing'). Lublin 1999



Maria Barbara Styk, Belgia w relacjach Polaków. Antologia. ('België in de berichten van Polen. Een bloemlezing'). Lublin 1999. 322 blz.

In Belgia w relacjach Polaków ('België in de berichten van Polen') presenteert de Poolse filologe Maria Barbara Styk het indrukwekkende resultaat van jarenlang gedreven speurwerk: een bont geheel van vijftig teksten van zowat veertig Poolse auteurs die allen ooit op een of andere manier met België in aanraking zijn gekomen en hun indrukken daarover hebben opgeschreven. De ontstaansgeschiedenis van het boek is frappant. Styk hield aan een dissertatie over de receptie van Maeterlincks toneelwerk in Polen een grote fascinatie voor België over en begon vervolgens een zoektocht naar 'Belgica' in de Poolse literatuur, zowel in zuivere belletrie als in reisverslagen, dagboeken en brieven. Aangezien de oudste tekst in de bundel dateert van de zestiende eeuw en de jongste van net na de Tweede Wereldoorlog, krijgt de lezer een breed panorama voorgeschoteld van de Poolse beeldvorming over België gedurende de afgelopen vijf eeuwen.

De anthologie bevat enerzijds een aantal min of meer bekende teksten die vroeger al gepubliceerd zijn, onder meer door Andrzej Borowski in het lemma Belgijsko-polski zwiszki literackie (Belgisch-Poolse literaire banden) in het naslagwerk Literatura polska ('Poolse Literatuur'). Zo is er het beroemde zeventiende- eeuwse lofdicht Ad amicos Belgas ('Aan mijn Belgische vrienden') van de Poolse jezuïet en geleerde Maciej Kazimierz Sarbiewski, in het Europa van die tijd een van de bekendste dichters van Latijnse poëzie. Minder bekend wellicht is de oudste in de bloemlezing opgenomen tekst, een oorspronkelijk in het Latijn geschreven elegie van Jan Kochanowski. Het gedicht vertolkt de innige genegenheid van Polens grootste renaissancedichter voor zijn Vlaamse vriend Karel Utenhove. Enkele latere teksten, uit de vroege zeventiende eeuw, geven dan weer duidelijk aan wat de Poolse intellectueel in die tijd naar onze gewesten trok: de universiteitsstad Leuven en de ermee verbonden internationale roem van de Vlaamse humanist Julius Lipsius. Daarnaast bleken ook diplomatieke missies, belangstelling voor kunst en cultuur in de Nederlanden of gewoon een flinke dosis reislust en nieuwsgierigheid voor vele Polen een geldig motief om onze gewesten aan te doen. Drie van zulke België-reizigers uit de zeventiende en achttiende eeuw zouden het later nog tot koning van Polen brengen (Władislaw IV, Jan III Sobieski en Stanisław August Poniatowski).

Vanaf de negentiende eeuw begint de kritieke politieke toestand in het inmiddels verdeelde Polen een bepalende rol te spelen in de Poolse contacten met België. Vooral na de eerste Poolse opstand (1830-1831) komt een aanzienlijke golf Poolse emigranten in het zojuist ontstane Belgische koninkrijk terecht. Nogal wat van die emigranten maakten zich later in hun nieuwe vaderland verdienstelijk op cultureel en wetenschappelijk vlak. De bekendste in dat verband is ongetwijfeld de historicus Joachim Lelewel, van wie Styk een tweetal 'Belgische' teksten in de bundel opgenomen heeft. Interessant voor de literatuur-historische anekdotiek zijn de korte Belgische reizen van enkele vooraanstaande dichters. De aantrekkingskracht van het kuuroord Oostende bracht in het midden van de negentiende eeuw onder meer Cyprian Norwid en Juliusz Słowacki naar de Belgische kust. Ook de eerste Poolse Nobelprijswinnaar Henryk Sienkiewicz, was erg te spreken over het 'zawsze miła Ostenda' (het altijd vriendelijke Oostende)-zoals hij zich in een van zijn brieven liet ontvallen.

Ook de Poolse januariopstand ( 1863-1864) deed nog een aantal Poolse vluchtelingen in België belanden. De man die zijn leven in de emigratie het meest met België verbond, is ongetwijfeld de dichter Henryk Merzbach, op literair vlak een derderangsfiguur, maar zeer verdienstelijk als uitgever en bezieler van het Pools-Belgische culturele leven. Samen met zijn vriend en lotgenoot Wlozirnierz Wolski tekende hij voor Listy z Belgii ('Brieven uit België'), een af en toe polemische briefwisseling in verzen tussen twee Poolse dichters, met België als centraal discussiepunt. Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw voegden zich bij het Belgische Polonia voornamelijk nog jonge Polen die voor hun studie naar West-Europese onderwijsinstellingen kwamen afgezakt. Onder die studentenstroom bevond zich ook ene Maria Szumska, die later - onder de naam Dabrowska - zou uitgroeien tot een van de belangrijkste Poolse schrijfsters van het interbellum. Haar lange studieverblijf in België vond, zoals Styks bundel laat zien, niet alleen een neerslag in een hele reeks 'Belgische' schetsen, maar werd later ook literair verwerkt in het magnum opus Noce i dnie ('Dagen en nachten'). Hetzelfde gaat ook op voor de iewat minder bekende auteur Juliusz Kaden-Bandrowski, die zijn Brusselse studentenjaren verwerkte in de roman Proch ('Stof').

In het eerste kwart van de twintigste eeuw wekte België Poolse belangstelling op als het strijd-toneel van de Eerste Wereldoorlog. Daarvan leggen onder meer Witold Noskowski's oorlogsreportages en Janina Olszewska's dichterlijke ode aan het dappere België getuigenis af. De situatie van België tijdens de Tweede Wereldoorlog komt aan bod in een oorlogsverhaal van de Poolse publicist Ksawery Pruszyński en in het relaas van een anonieme Poolse soldaat over de bevrijding van Gent in 1944. Het laatste woord over België laat Styk over aan de Poolse dichter en literaire clown K.I. Gałczyński. Na de bevrijding uit een Duits gevangenkamp verbleef Gałczyński een tijdje in Brussel, wat hem een buitenechtelijke romance opleverde en de Poolse literatuur een viertal 'Brusselse' gedichten, waaronder een liefdesgedicht met de enigszins misleidende titel Po Brukseli chodzę pijany ('Dronken stap ik door Brussel').

Styk heeft elke teksten auteur uitgebreid van toelichtingen voorzien. Afgezien van enkele onnauwkeurigheden in de weergave van Belgische realia en tijdsaanduidingen, valt daarop weinig of niets aan te merken. In de inleiding die aan de bloemlezing voorafgaat, geeft de auteur een uitgebreide en goed gedocumenteerde schets van de Pools-Belgische cultuurhistorische betrekkingen vanaf de Middeleeuwen tot op heden. Ze stelt er ook een synthese voor van het Belgiëbeeld, zoals het in de diverse teksten van de anthologie vervat zit. Daaruit blijkt vooral de eeuwenlange vriendschappelijke band tussen de betrokken landen en hun bewoners en de Poolse bewondering voor België als een mooi, welvarend, cultureel hoogstaand en gastvrij land. De Pools-Belgische culturele betrekkingen zouden zeer gebaat zijn meteen soortgelijke bloemlezing van 'Polonica' in Belgische bronnen.

Kris van Heuckelom




Marian Pankowski, De Planeet Auschwitz. Vertaling en nawoord Paul Beers. Van Gennep, Amsterdam 1999.





Marian Pankowski. Bron

Marian Pankowski, De Planeet Auschwitz. Vertaling en nawoord Paul Beers. Van Gennep, Amsterdam 1999. 78 blz.

Van de Pools-Belgische schrijver Marian Pankowski, die sinds de Tweede Wereldoorlog in Brussel woont, zijn verschillende boeken in het Nederlands vertaald, onder andere Matuga komt ( 1978), Beukenootje en andere verhalen ( 1978), De pelgrims van Uteria ( 1986), De gast ( 1989) en De les van Simone en andere verhalen ( l997). Veel van zijn werk is duidelijk autobiografisch, maar er is nergens sprake van een direct verslag van de gebeurtenissen in zijn leven. Dat verslag is er min of meer wel in Pankowski's meest recente werk, De planeet Auschwitz, waarin hij, ruim vijftigjaarnadato, zijn ervaringen beschrijft in de Duitse concentratiekampen, waarin hij bijna drie jaar heeft doorgebracht.

Toespelingen op zijn kampverleden had Pankowski al eerder gemaakt, in het bijzonder in zijn eerste in het Nederlands vertaalde boek, Matuga komt, een verhulde autobiografie. In 1942 was hij, drieëntwintig jaar oud, door de Gestapo gearresteerd vanwege zijn deelname aan het verzeten naar Auschwitz getransporteerd. Vandaar belandde hij uiteindelijk in Bergen-Belsen, waar hij werd bevrijd door de geallieerden. Al in de zomer van 1945 vertrok hij naar Brussel waar hij zich, als ex-student in de letteren, wederom toelegde op de studie en, na afloop daarvan, lector en vervolgens hoogleraar werd in de Pools taal- en letterkunde aan de Université Libre te Brussel. In De Planeet Auschwitz, dat als kenmerkende ondertitel Lotgevallen heeft, doorbreekt Pankowski een halve eeuw bewust zwijgen over zijn kampverleden.



Ik lees geen kampherinneringen van anderen. Vijftig jaar lang al weiger ik interviews en reageer ik niet op de enquêtes van hen die onderzoek doen naar de Duitse concentratiekampen. Ze willen feiten, altijd dezelfde, die belastend moeten zijn voor de eerdere overwinnaars, vernederd door hun rol van beul. 'Bent u gemarteld?' Nou en of! zou je willen antwoorden... Abstracte en manicheïstische formulieren. Holle vragen. ( ... )

Toch word ik soms door twijfel overvallen. Dan zei ik bij mezelf: En als ik het allemaal eens probeerde te beschrijven? Ik ben daar toch geweest, en hier zijn ze nog steeds op zoek naar getuigenissen ...


Marian van Auschwitz, binnengekomen onder nummer 46333, geeft uiteindelijk zijn getuigenis. Het is een getuigenis in flarden, maar ook na vijftig jaar staan de beelden nog op zijn netvlies gebrand. Dat hij de verschrikkingen heeft doorstaan was een kwestie van geluk (hij ontmoette bekenden in het kamp, werkte als timmerman, schreef liefdesbrieven voor een ongeletterde kapo) en uithoudingsvermogen (voor de oorlog was hij opgeleid tot officier van het Poolse leger). Misschien nog meer van zijn vermogen de dingen waar te nemen en op zichzelf te beschouwen, los van de buitenwereld, los ook van het verleden en de toekomst.



Ik ben een bewoner van de planeet Auschwitz die beweegt in zijn souvereine tijd en de toekomst niet nodig heeft. Zijn heden is zo intens dat het geen ruimte laat voor het kleinste stukje blauwedroom. Ik heb dit door prikkeldraad omringde aquarium tot het mijne gemaakt als enige zee.


Op die planeet Auschwitz gebeurt enorm veel, maar Pankowski laat ons daar slechts een fractie van zien. 'Men weet immers alles al', zegt hij en dat alles is slechts samen te vatten in één woord: verschrikkelijk. Voor het 'weten' van dat verschrikkelijke hoeft men Pankowski' s boek niet te lezen, wel voorde vaak verrassende, zeer persoonlijke formulering ervan.

Willem G. Weststeijn




M. Saramonowicz, Zus. Vertaling Karol Lesman. Uitgeverij De Geus, Breda 1999



M. Saramonowicz, Zus. Vertaling Karol Lesman. Uitgeverij De Geus, Breda 1999. 175 blz.

Het verhaal van de roman wordt verteld in drie elkaar afwisselende verhaallijnen, die zijn weergegegeven in verschillende lettertypes, wat een interessante compositie oplevert. De eerste lijn is die van Maria, een in coma geraakte, zwangere vrouw. De toestand waarin ze verkeert is veroorzaakt door haar angst. Een andere lijn is die van iemand die zich aandient met 'Hallo zus! Hier ben ik', Hij stelt zichzelf voor als een oude bekende van Maria, de Ridder in het Zwarte Harnas en klinkt als een orakel. Hij beweert haar te verdedigen en heeft een duidelijk plan: het behouden van het kind en het bewaken van 'het geheim'. De verteller van deze verhaallijn blijkt een kakkerlak te zijn, het symbool van Maria's angstobsessie.

In de derde verhaallijn wordt Maria's echtgenoot Jakub geconfronteerd met de problematische situatie van zijn vrouw. Hij gaat speuren in Maria's verleden, omdat hij niet wil toegeven aan het advies van de arts en de psycholoog om tot een abortus te beslissen en daarmee Maria's leven te redden. Jakub wil zowel de moeder als het kind redden en denkt dat er spoedig een einde aan haar comatoestand zal komen, als hij maar ingrijpt.

Dan blijkt al snel dat hij zijn eigen vrouw in heel veel opzichten niet kent. Ten eerste hebben zich familieomstandigheden in het verleden afgespeeld die hem nu voor het eerst ter ore komen. Gaandeweg raakt hij verstrikt in een heel web van onduidelijkheden waar hij steeds minder vat op krijgt. De kakkerlak: 'Het enige dat meneer de filosoof, die man van je, doet is nadenken. Hij brengt niets tot stand. Hij zal de gouden appel niet vinden. Hij zal de waarheid niet zien, want zij is te dichtbij. Hij kijkt, maar hij ziet niet. En de anderen? De anderen vernielen. Zij doden. Zij willen jouw gel uk niet. Zij zullen jou pijn doen. En je wilt geen pijn meer, Zus.' Maar Jakub geeft niet op. Al spoedig blijkt dat Maria al jaren met een heel andere dissertatie bezig is geweest dan ze had gezegd. Het gaat over haar obsessie, haar angst en in haar relaas begint ze eerst met een zorgvuldige analyse van allerlei eigenschappen van diverse insecten, met name kakkerlakken. Ze verwijst behalve naar het scheppingsverhaal, naar onder meer Kafka (het verhaal over het weerloze insect Gregor Samsa (Metamorfose) en Schulz (over de zoon uit De Kaneelwinkels die zijn vader als kakkerlak vermorzelt). Zowel Samsa als de zoon zijn helden in haar ogen, doordat ze zich uit de vervloekte cirkel hebben losgemaakt en het 'offer met offer verbond' hebben verbroken. Uiteindelijk leidt het betoog naar een zekere Hansson, een geëxcommuniceerde religieus-waanzinnige. De conclusie van Hansson luidt: 'Ieder kind wordt geboren met het stigma van zijn vervolgingen op zijn voorhoofd gebrand en leert al in de wieg zijn nakomelingen te vervolgen.' Maria's conclusie komt hiermee overeen: in haar ononderbroken relaas zegt ze: 'Met iedere ademhaling pomp ik mijn eigen lot in hem. Mijn eigen schande. Niets kan ons nog scheiden. Niemand wilde het doen. Nu is het te laat. Dit nog maar pas gevormde lichaam is al tot de rand toe gevuld met mijn waanzin en dat is niet meer tegen te houden.' In een brief die Maria in een gesticht eerder schreef aan haar 'toekomstige man', voordat ze Jak ub kende, wordt vermeld dat ze nooit van plan geweest was om haar geheim te vertellen. Omdat zijn kennis en ontzetting toch niets zouden veranderen.

Jakub lijkt steeds dichterbij de waarheid te komen, maar er gebeuren telkens vreemde dingen met de 'bewijzen', de kakkerlakken dringen zich steeds meer op en enkele betrokkenen sterven tijdens hun speurtocht.

Helemaal op het einde van dit spannende verhaal komen de drie verhaallijnen bij elkaar en volgt de ontknoping. De roman gaat over het onderzoek naar de oorsprong van Maria's ware angst. Degenen die bij het onderzoek betrokken zijn, worden er langzaam maar zeker in meegesleurd.

Eveline Citron






<    

TSL 27