Jarosław Mikołajewski



Gedichten



Jarosław Mikołajewski (geboren in Warschau, 1960) is dichter en vertaler. Als dichter debuteerde hij in 1991 met de bundel A świadkiem śnieg (En sneeuw is mijn getuige). Hierna verschenen van zijn hand nog zeven poëziebundels. Ook is hij de auteur van de thriller Herbata dla wielbłąda (Thee voor een kameel, 2004). Sinds 1998 schreef hij een tijdje voor het dagblad Gazeta Wyborcza over literatuur. Zo maakte hij onder anderen voor deze krant een interview met Ryszard Kapuściński. Tegenwoordig is Mikolajewski, die na zijn studie Italiaans gedoceerd heeft aan de Universiteit van Warschau, directeur van het Pools Instituut te Rome. De literaire kritiek noemt de dichter Jarosław Mikołajewski een geboren lyricus. Een dichter die in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten het niet moet hebben van ironie en parodie. Zelfs wanneer hij zijn toevlucht neemt tot de in momenteel in de Poolse poëzie zo gevierde alledaagsheid, dan spreekt uit die op het triviale betrekking hebbende gedichten nog steeds een grote behoefte aan zuiverheid van gevoel, ja zelfs tederheid. Mikołajewski gebruikt traditionele, eenvoudige poëtische middelen bij het bedrijven van zijn veelzijdige, over (in) de liefde en (na) de dood handelende dichtkunst. Toch is de poëzie van Mikołajewski zeker geen naïeve poëzie en kunnen zijn soms ‘huiselijk’ klinkende gedichten behoorlijk verontrustend zijn, niet alleen door een schokkend perspectief, maar ook door de complexe dialoog tussen lyrisch subject en toehoorder. De hierna volgende gedichten las Jarosław Mikołajewski voor tijdens de Maastricht International Poetry Nights 2010.

weide


Mijn dochters voeden zich als koetjes

met gras
dat groeit op groene grasweiden
met melk
die vrome dieren
uit de overvolle uiers sijpelt

mijn dochters drinken extracten van kruiden
met latijnse namen
en hun wangen geuren
als fluwelen zakjes lavendel

mijn dochters zijn helemaal yoghurt
brood en zon

zuigen op zoete blaadjes
van veldbloemen
en hun haren ruiken naar
fris berijpte violier

Ik leef naast hen als een zwijn

als een gecrepeerde hond
aan de oever van een kristallen rivier

die nog geen gras is
noch dauw
die naar de zon fladdert

noch water van die rivier

O vleesetende aarde
verslindt nu dan mijn vlees
of verbloem mijn adem
balsem mijn huid

liefdesbekentenissen aan mijn vrouw,
die samen met de kinderen
een vliegreis gaat maken


Het spijt me maar eerst
zal ik onze kinderen bewenen

de bekommering om hen
zit in de geprivilegieerde
tunnels van mijn verbeelding

Wat ik daar allemaal zal opdiepen
ga ik nu niet noemen

ik wil niet voor een hypothese
kwaadaardige goden in de verleiding brengen

Maar voor het vreemde en moeilijke geval
dat die andere kant bestaat

en aan die kant
tijd
teleurstelling
en tranen van afwijzing bestaan
voor dat vreemde
en ongeloofwaardige geval
moet ik je smeken om tergend geduld

Niet onmiddellijk word je wegwijs
in mijn slapeloosheid

Jouw afwezigheid druppelt in mij
als vette olie
door de dunste naald

Jouw verdwijnen bezinkt in mijn natuur
als kankerverwekkende asbestdeeltjes

Als in de aarde begraven kwik
lekt jouw zwijgen uit de luchtreservoirs
pas na enkele decennia weg

Een van hen
die mij zijn
sterft met de kinderen
en sluit zich onmiddellijk bij jullie aan

Maar die ander
die voor jou moet sterven
gaat heel langzaam dood

Wat doet de rest
blijft die bij die ander
bij die van jou

steunen ze jou
of staan ze toe te kijken

ik weet het niet
hun aard is mij onbekend

ik weet niet bij wie ze horen en waarom
ik weet niet eens of ze wel bestaan

Heb dus geduld
Wacht af

Ga niet weg

Vlieg niet rond over deze
noch in die wereld
Blijf waar je bent
Of ga met de trein

een kist van papier


deze droom heeft me kwijtgescholden
alle vertrapte lelietjes-van-dalen

opluchting voor mijn
als een hond geslagen kruis

mijn vader stierf en ik was zo arm
dat ik geen geld had voor een kist

ik moest zelfs beknibbelen op de doodgravers

ik nam het oude karton van de muurkrant
van mijn school van dertig jaar terug

ik tekende een geraamte
ofwel de ondergrond

zo heb ik dat geleerd

daarna de randen
en lipjes waar je lijm op moet smeren

ik knipte met een botte kinderschaar

vouwde en ging er met de Arabische gom overheen

van een kleiner katern maakte ik een deksel

net een kist

de randen
de lipjes
de schaar en de gom

ik weet niet meer
hoe ik hem erin heb gelegd

misschien oogde het te lachwekkend voor een droom
die mij kwam bevrijden
in elk geval
ondanks de somberste vooruitzichten
paste de deksel precies
en lag zeker bovenop

zoals ik zei
was er geen geld voor doodgravers
dus voor het stuk van thuis naar de kapel
nam ik de kist op de schouders

‘gaat het lukken?’

‘zeker weten moeder’

ik kreeg hem daar
licht als een kinderkist

de genade was mij welgezind
want hoewel het katern zacht was
bleef de kist stijf

ik liep door de stad
het ujazdowski park
het partijgebouw
de nowy świat

mijn vingers verstijfden in de vorst
maar ik hield vol zonder over te pakken
en zonder om hulp te vragen

ik beantwoordde begroetingen van mensen niet
ze vinden me nu vast een hork

ik schaamde me niet voor de armoe
ik vond niet dat zij aan de begrafenis afbreuk deed

ik beschouwde haar als een bron van alledaags ongemak

in de kapel begonnen de doodgravers
die eerder hadden gezegd
het voor minder dan driehonderd niet te doen
te huilen bij het zien
van mijn poging met kist en al
door de nauwe draaideur te geraken

ze zetten het onzichtbare mechanisme in werking
schoven het beschot weg
en kwamen mij tegemoet

voor het eerst zag ik hen niet als een stel kraaien
die het lichaam kwamen wegpikken

voor het eerst voelde ik louter dankbaarheid
voor de opluchting

ik gaf hun de papieren kist in handen
mijn wervelkolom schoot op als een jonge boom met uitkomende bladeren

voor het eerst van mijn leven
had ik een droom zonder gewetenswroeging

voor het eerst bij het afgeven van een last
voelde ik me niet zwaarder maar lichter

voor het eerst voelde ik
dat ik een kind was dat alles voor zich had

begraven doden
een verwonderde hemel
en mensen van goede wil op aarde

de wervelkolom van mijn vrouw


Onder het wachten
is de wervelkolom van mijn vrouw een tak
barstend van een overdaad aan appels

deemoedig tot aan de aarde
door gebrek aan weerstand

In nachten van waken
is haar wervelkolom een sjaaltje
strak om haar dunne hals gewikkeld

In nachten van dierlijke liefde
is hij de rits van een koffer
die zelfs onder een knie niet dicht wil

In nachten van menselijke liefde
is hij een stalen draad
hoog gespannen zingend in de wind

Op een wandeling in de middag
is de wervelkolom van mijn vrouw het vaantje
van de pelgrimgids in een overvolle kerk

Op een avond na een dag van lopen
is hij een groepje angstige kinderen
dat de piano in de kleuterschool heeft vernield
is hij alleen het toetsenbord
van de kapotte piano

Onder de avondlijke douche
is haar wervelkolom een adder
in waakzame luiheid op een verhitte weg

Onder de middernachtelijke deken
is de wervelkolom van mijn vrouw als een gloeiende splinter in de kachel
waaruit ik ’s ochtends een warm brood haal.

in de hitte van het spel


de grote pop is de mama
de kleine pop is de dochter

een derde pop is er niet
en toch heeft de kleine al een eigen kind
dus moet de grote wel haar eigen kleindochter worden

de blauwe soldaat is goed
de zwarte soldaat is slecht

er is geen derde soldaat
en toch moet de blauwe worden bijgestaan
in zijn strijd tegen de zwarte

en dan sneuvelt de zwarte in de strijd tegen zichzelf
en is hij nog beter dan de goede
die hij zojuist nog naar het leven stond

wie zal de wolf zijn
als het spel verandert?

de blauwe of de zwarte?

en is het de zwarte dan die nog beter is
of die slechte
nog steeds in dezelfde persoon?

en wie eet de wolf op wanneer de kleine
de kleinste niet wil afstaan als roodkapje?

van het kind haar moeder maakt
en de soldaten te eten geeft?

en op welk moment komt het einde van de wereld?

hoe herrijst de grote
hoe de kleine?

als oma of als moeder
als dochter of als kleindochter?

hoe zal de zwarte herrijzen
en hoe de blauwe?

wie van hen als wolf
en als held?

wie als offer van de zwarte?

het uur van de beproeving


steeds vaker denk ik na over het uur van de beproeving

ik bereid me erop voor en voel
dat ik klaar ben mocht de beproeving komen

ik stel me haar voor

ze is knap lastig

ze is donker als een bron
en de moeite waard om voor te leven

ik oefen in waakzaamheid
zodat ik

als het zover is

haar zal herkennen
het hoofd zal bieden
en zal overwinnen

maar hoe vaker ik mijn toekomstige beproeving
zegevierend uitdaag
des te dieper wortelt
in mij de zekerheid
dat de beproeving al is geweest

dat die grote
edele
lastige beproeving van mij al is geweest

zo klein dat ik er zelfs
niet van heb gedroomd

zo licht
dat mijn leven er tot nog toe niet onder gebukt ging

en ik die beproeving
niet beproeving heb genoemd

hoogstens
verleiding
aansporing
lokmiddel

en ik niet zozeer aan deze beproeving heb toegegeven
als wel haar veronachtzaamd in afwachting van een andere

die ik mijzelf
zou hebben bereid

wat was jij beproeving zo groot
dat je bleek zag

wat was jij uur zo eeuwig
dat je helemaal niet was
en had ik je toen herkend
ik zou
voldoende kracht hebben gehad om je tegemoet te gaan en te strijden

ik rommel wat in mijn geheugen en pel duizenden
ijdele keuzes
gebrekkigheden
stemmingen

en er is niets
dat ik al zou hebben overwonnen

niets
wat ik jou zegevierend
of overwonnen zou noemen

waar ben je dus beproeving

kom ik uit jou voort
of klauter ik naar jou op

ben ik in jou
of in deze vraag
verstrikt geraakt

de vallei


de valle giulia loop ik samen in met julia

met ons lopen heren en dames mee
en met hen loslopende honden

en mijn vrouw loopt mee
en twee oudste dochters

en alle twee hebben ze foto’s in hun portemonneetje
van beide oma’s
van opa
en de andere opa
die lang geleden met ons de vallei is ingelopen

als we afdalen
horen we olifanten
en pauwen

misschien een tijger vraagt juultje

misschien

in de valle giulia
buigt het gras voor de zon
en de zon voor het gras

en het is de zon in het gras als een leeuw
die zich in de aarde bijt

en het is vreemd weer voor dit winterseizoen
zelfs hier in rome waar het in januari hoogstens
tien graden is en dan nu

zo warm op dit avondlijk uur
dat ze uit hun huizen komen
en met ons mee de vallei in lopen
stadse sirenen en zeesirenen
zeeanemonen en bloemen
egyptenaren
verkopers
masseurs en priesters

kapsters op benen van allerlei soort
die hoger zijn lang
die lager kort

en elkeen weekt zijn voeten in zijn schaduw
die door het gras kabbelt als een beekje

een verjaardagsgedicht voor de vijftiende sterfdag van mijn vader

vijftien jaar wat is dat?
ik zou zeggen het vormsel?

een mooie leeftijd
ja ja
een jongeman met beginnend snorretje
een hele toekomst voor je

heb je al een meisje?

of heb je een jongen?

hoe is dat in jullie tijd?
vijftien is dat nog te vroeg of net goed
voor de eerste keer?

heb je een mobiel?
prepay?

pas op met een abonnement
ze stelen
bellen op jouw kosten
vader wordt nog kwaad

dat is waar ook
je ouders

zijn ze niet gescheiden?

woon je bij alle twee?

alleen bij je moeder
of bij je vader?

ben je te klein?
je kunt nog groeien

heb je een talenknobbel?
dat is een kelnersbaan

ik vertaal een beetje
en ik heb geen geld

zoek iets serieuzers
misschien een baan bij de overheid
dan word je misschien minister of ambassadeur

priester kun je beter niet worden

sinds de dood van de paus lijken de mensen minder

ja
ik weet het nog Jezus
wat een mensenmassa

windt tante je op?
pas maar op straks is het het meisje
van een van je kleinkinderen
dat zou dom zijn

zonde van de jongens
ze zijn er dol op

je kunt beter masturberen
daar zit heus geen kwaad in
en je hoeft dat echt niet te gaan biechten

dat is niet hun zaak
van die achter dat luikje

niet van hen godver
en daarmee uit

heb je acne?
zweet je buitensporig?
drink je veel?

doe dat niet te veel
en nooit in je eentje
en nooit met een kater ’s ochtends een wodka

en heb je zo’n hekel aan eten op zondag?

verstijf je bij de vraag hoe het op school gaat?

wat hebben ze je vandaag aangetrokken
voor deze verjaardag?

komt er iemand?

heb je al een cadeautje gekregen?

zit je overhemd niet te strak?

je zegt dat het past?

lang zal ’t ie leven
in de gloria

ga
je hoeft niet trouw te zijn

ben je zo oud als ik
dan heb je daarvoor nog alle tijd

kom

Vertaling Karol Lesman


<   

TSL 56

   >