Recensies en signalementen



Vladimir Vojnovitsj, Peremesjstjonnoje litso (‘Displaced Person’. Deel 3 van De merkwaardige lotgevallen van soldaat Ivan Tsjonkin)

Vladimir Vojnovitsj, Peremesjstjonnoje litso (‘Displaced Person’. Deel 3 van De merkwaardige lotgevallen van soldaat Ivan Tsjonkin). Eksmo, Moskou 2007. 316 blz.

Ik had net een artikel gepubliceerd over de amusante satiren van Vladimir Vojnovitsj (Armada 48, oktober 2007), waarin ik beweerde dat het al lang geleden aangekondigde derde deel van De merkwaardige lotgevallen van soldaat Ivan Tsjonkin er wel nooit zou komen, of ik zag een bericht dat de Russische uitgave ervan was verschenen. Mijn bewering was niet helemaal onzin, want het eerste deel was uitgekomen in 1975 (Nederlandse vertaling 1977), het tweede deel, onder de titel De troonpretendent, in 1979 (Nederlandse vertaling 1981) en Vojnovitsj had wel gezegd dat er nog een derde deel zou komen, maar richtte zijn aandacht op allerlei andere projecten. Tsjonkin leek vergeten.

Dat bleek in feite ook zo te zijn. In zijn inleiding bij het derde deel schrijft Vojnovitsj dat hij wel aan het derde deel was begonnen, maar dat het hem gewoon niet lukte en hij, tot zijn eigen verbazing, geen nieuwe geslaagde plotlijnen voor zijn held wist te bedenken. Hij schreef stapels papier vol, maar smeet dat allemaal, ontevreden over het resultaat, weg en besloot op een gegeven moment zijn project verder maar te laten zitten. Dat hij toch, op vijfenzeventigjarige leeftijd (Vojnovitsj is geboren in 1932), zijn drieluik wist te voltooien, was te danken aan een nieuw huwelijk. Hoewel Vojnovitsj, zoals hij zelf schrijft, een voorstander is van een huwelijk voor een heel leven, is hij toch drie keer getrouwd geweest. Van zijn eerste vrouw, Valentina, scheidde hij na acht jaar. Met zijn tweede vrouw, Irina, heeft hij zijn ideaal inderdaad bijna gerealiseerd: ze stierf na een huwelijk van meer dan veertig jaar. Na haar dood was Vojnovitsj ontredderd en voelde hij zich uitgeblust. Svetlana, die net als hijzelf kort geleden een dierbare had verloren, wekte hem op uit zijn apathie. Hij veegde het stof van zijn computer en bleek weer te kunnen schrijven als in zijn jonge jaren. De plot van het derde deel van Tsjonkins avonturen ontstond bijna vanzelf; in korte tijd stond het hele boek op papier.

Dat Vojnovitsj er uiteindelijk toch in is geslaagd het derde deel van De merkwaardige lotgevallen van soldaat Ivan Tsjonkin te voltooien is, denk ik, in tweeërlei opzicht te danken aan zijn nieuwe huwelijk. Dat verschafte hem niet alleen nieuwe levenskracht en levensmoed, maar ook een uitstekend idee om de avonturen van Tsjonkin op een bevredigende wijze af te ronden. In elk belangrijk personage dat een romanschrijver creëert zit wel iets van de auteur zelf. ‘Madame Bovary, c’est moi’, is de uitentreuren geciteerde uitspraak van Flaubert, maar hij is wel waar. Ook in Tsjonkin, en zeker in de Tsjonkin van het derde deel van zijn lotgevallen, zit het een en ander van Vojnovitsj zelf. De eerste twee delen met die lotgevallen spelen zich af in het eerste jaar van de Tweede Wereldoorlog, en Tsjonkin wordt daarin beschreven als een niet al te snuggere Russische boer die, net als Ivan de dwaas in de Russische sprookjes, eigenlijk toch slimmer is dan iedereen en alle onzin die in de wereld zo overvloedig aanwezig is doorprikt. Die onzin heeft vaak te maken met het zich angstig onderwerpen aan van bovenaf opgelegde maatregelen en verordeningen. Het opvolgen daarvan leidt tot nogal eens tot grote stupiditeit.

Het derde deel van Tsjonkin beslaat een veel langere periode. Tsjonkin dient als eenvoudig soldaat in het Russische leger in Duitsland en belandt via allerlei vreemde ontwikkelingen – ik zal niet al te veel van de plot verklappen – in de Amerikaanse zone. Aanvankelijk wordt hij voor een belangrijk spion gehouden, te meer omdat de Russen hun uiterste best doen om hem te doen besluiten weer naar de Sovjetunie terug te keren. Tsjonkin geeft er de voorkeur aan in het Westen te blijven. Via een kamp voor displaced persons belandt hij in Amerika, waar hij de knecht wordt van een boer en hem vele jaren trouw dient. Na de dood van de boer trouwt hij met de vrouw des huizes, en ook haar overleeft hij. Dan wordt Tsjonkin, die op zijn Amerikaans in zijn eentje een lap grond bewerkt waar er in de Sovjetunie op zijn minst twintig boeren voor nodig zijn, uitgenodigd deel te nemen aan een delegatie van het Amerikaanse Ministerie van Landbouw die een bezoek brengt aan zijn vroegere vaderland. Tijdens dat bezoek gaat Tsjonkin naar zijn oude dorp waar hij, inmiddels oud en grijs geworden, zijn even oude en grijze Njoera terugvindt, met wie hij een tijdlang het leven had gedeeld. Het weerzien is roerend. Njoera wordt uitgenodigd naar Amerika te komen en gaat sindsdien elk jaar een maand lang bij haar vroegere vrijer op bezoek.

De geschiedenis van Tsjonkin bestrijkt maar een deel van Displaced Person. Veel ruimte wordt ingenomen door een verhaal over Stalin, het zoveelste in de Russische fictie waarin Stalin optreedt als personage. In het derde deel van Tsjonkin bedenkt Beria een fantastisch plan om zelf de macht te grijpen: hij wil een acteur die in films en toneelstukken altijd prachtig de rol van Stalin speelt in werkelijkheid met Stalin verwisselen. Zijn opzet slaagt, maar vervolgens verandert er niets. Niemand heeft de verwisseling in de gaten; de acteur gedraagt zich onmiddellijk als de echte Stalin en de echte Stalin rest niets anders dan de rol van de acteur over te nemen en zichzelf te spelen, wat hij overigens voortreffelijk doet. Beria is geen stap verder gekomen en moet zich voor de nep-Stalin even slaafs gedragen als vroeger voor de echte om niet in ongenade te vallen en naar een strafkamp afgevoerd te worden. Zoals wel vaker bij Vojnovitsj: op de rand van slapstick, maar tegelijkertijd satirisch genoeg om als zodanig gelezen en gewaardeerd te worden. Het is een grote verrassing dat Vojnovitsj erin is geslaagd zijn Tsjonkin af te ronden. Ik neem aan dat de vertaling niet lang op zich zal laten wachten.

Willem G. Weststeijn



Igor Štiks, De stoel van Elijah. Vertaling Guido Snel.

Igor Štiks, De stoel van Elijah, De Bezige Bij, Amsterdam 2008. Vertaling Guido Snel. 314 blz.

Met grote, soms wat vermoeiende uitweidingen, wordt in De stoel van Elijah een allegorische verhaal over twintigste-eeuws Europa vertelt, dat in Sarajevo aanvangt en daar ook eindigt. De hoofdpersoon Richard Richter is geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn moeder stierf vrijwel dadelijk na zijn geboorte en zijn vader speelde eerst een rol in het verzet, werd vervolgens door de Wehrmacht als soldaat gerekruteerd in het offensief tegen Rusland, kwam na de oorlog ontgoocheld terug en maakte vrijwel meteen daarna een eind aan zijn leven. Richard groeit op bij zijn tante in Wenen.

Op een dag, als hij besloten heeft dat zijn leven een puinhoop is, zijn vrouw hem ‘terecht’ heeft verlaten en hij als succesvol schrijver op zijn retour is, besluit hij terug te gaan naar Wenen en tijdelijk bij zijn tante in te trekken. Tijdens het verbouwen van haar woning doorbreekt hij eigenhandig een van de muren. Hij stuit daarbij op een oud notitieboekje, dat een brief van zijn moeder bevat. In die brief schrijft zij aan een onbekende man dat hij de vader is van het kind dat zij op dat moment verwacht. Richard is dat kind en zijn vader blijkt joods te zijn, een communist uit Sarajevo, verraden en waarschijnlijk meteen bij het begin van de oorlog vermoord.

Als reactie op deze ontdekking wil Richard Richter opnieuw alles achter zich laten. ‘Mijn toevluchtsoord was een belegerde stad in het godvergeten jaar 1992’: Sarajevo, waar hij als journalist arriveert en, ‘net als Oedipus in Thebe helemaal geen vreemdeling was’. Hij boekt er een kamer in een hotel onder de naam van zijn echte vader.

Hij veracht de rol die hij als journalist verondersteld wordt te spelen in het mediatheater en het feit dat hij daardoor deel wordt ‘van een manier van denken die op democratische manier bewerkstelligt dat er geen enkele beweging in de zaak kwam’. Hij ontmoet Ivor (een alter-ego van de schrijver), een jonge filmer. Dit is een van de eerste belangrijke ‘ontmoetingen’ die in het boek plaatsvindt en zorgt voor interessante dialogen, in de vorm van discussies en confrontaties.

Ivor komt op het idee een eigen journalistieke bijdrage te leveren als reactie op de vele in het Westen bestaande vooroordelen en de ‘versimpelde berichtgeving in torenhoge oplagen’. Samen met Ivor wil hij een film maken over een theater dat tussen de fluitende granaten en neervallende bommen in doorgaat met het geven van voorstel-lingen, in de illusie dat de westerse wereld zal inzien dat dit bastion van beschaving hulp en steun nodig heeft. Toeschouwers en acteurs riskeren hun leven om het theater te bezoeken, de zaal is elke dag weer bomvol. Gekozen is om het stuk Homo Faber van Max Frisch, op te voeren. Homo Faber wordt geregisseerd door de jonge en mooie Alma, met wie Richard Richter een verhouding heeft, die zeer confronterend begint, maar uitmondt in een liefdesaffaire, en vervolgens abrupt eindigt over-eenkomstig de interpretatie die Alma aan Homo Faber gaf: ‘het lot bleek niet meer dan de sterkste vorm van toeval.’

Een van de personages in De stoel van Elijah, de oude Simon, vertelt Richard over ‘de’ vloek: de geschiedenis van onze tijd die in wisselend tempo steden en werelden wegvaagt, moderne Babylons, toevluchtsoorden voor de volken. Steden als Triëst, Beiroet, Jeruzalem, Nicosia, Vilnius, Warschau, Lviv, Odessa, waarvan de naam is gebleven, maar de ziel met de mensen verloren ging. Zo’n stad was ook Sarajevo: een samenraapsel van verschillende volken die niet meer zozeer Serviërs, joden, moslims en Kroaten waren, maar inwoners van Sarajevo. Wat blijft zijn herinneringen, lege huizen en een enkele getuige als hijzelf.

Eveline Citron-Schlatmann






<   

TSL 49