Andri Bondar



Gedichten1



Andri Bondar (Kamjanets-Podilsky, 1974) is literair criticus en vertaler van Poolse poëzie. Als dichter was hij in 2005 reeds een opgemerkte gast op het festival Poetry International in Rotterdam. Terwijl Bondars vroege gedichten een veeleer klassieke vorm hebben, kiest hij de laatste jaren resoluut voor het vrije vers en voor een poëtische dictie en lexicon die nauw bij de dagelijkse spreektaal aansluiten. De lyrische ik volgt vaak associatieve gedachtekronkels, met als vertrekpunt een schijnbaar simpele waarneming waarnaar hij telkens terugkeert. Een vast thema bij Bondar is dat van het ‘Oekraïener-zijn’ in het tijdperk van de globalisering. De volgende gedichten komen uit zijn recentere periode, meer bepaald uit de bundel ‘Primitieve vormen van eigendom’ (Prymityvni formy vlasnosti, 2004).


de mannen van mijn land
staan hun plaats af in de metro
aan invaliden ouden van dagen
en passagiers met kinderen
maar meestal zitten ze alleen
want die categorieën van burgers
vertonen een duidelijke tendens tot uitsterven
of nemen steeds minder vaak de metro

de mannen van mijn land
zijn heilige pantoffelhelden
met geoefende insectenkaken
waarmee ze zich een weg vreten
naar het verdiende vaderschap
en wanneer ze eindelijk hun handen hebben losgemaakt
verlustigen ze zich aan kindervlees
en gebruiken verboden methodes
voor de opvoeding van de opgroeiende generatie

de mannen van mijn land
zijn geen mutanten of perverten
ze zijn de producten van een tweede verwerking
van aminozuren
ze zijn alles wat is overgebleven van een natie
die liefde en waardering toont voor haar helden
hun trollen en jongelingen
met pitbullkaken
bij wie de liefde voor het moederschap
alle zichtbare grenzen heeft overschreden
en een stijlkenmerk is geworden

de mannen van mijn land
zijn wonderlijke exemplaren voor een entomoloog
want broos als exotische vlinders
vastgespeld op karton
zijn ze zich bewust van de waarde
van elke beweging van elk geluid
want het leven is een voortdurende misdaad
en kent geen enkele rechtvaardiging

de mannen van mijn land
snuiten hun neus in hun hand
want de hand is het handigste orgaan
voor zo’n belangrijke zaak
en andere belangrijke zaken
kennen ze doorgaans niet

de mannen van mijn land
doen geen enkele inspanning
want inspanning verpest de lever
en ze hebben een slechte adem
want zij zijn misschien
voor inspanning geboren

de mannen van mijn land
gaan vroegtijdig in hun graf
en worden gewichtloze engelen
de ideale grondstof
voor metafysische speculaties
het zoveelste argument voor het bestaan
van de heer of hoe heet hij ook weer

stalin had gelijk


na al het kwaad dat Polen is overkomen
in de tweede helft van de twintigste eeuw
vinden sommigen dat het daar nu nog slechter aan toegaat

die revolutionairen zijn in feite niet talrijk
ze zijn zelfs met heel weinig
een onbeduidend zootje jonge nonconformisten
ze komen waarschijnlijk nee niet waarschijnlijk maar zeker uit rijke gezinnen
want armen hebben onvoldoende geld voor rode spray
die toch wel een duur grapje is
armen hebben voldoende om iemand op zijn bek te timmeren
in een donkere straat
om studenten in het park van de universiteit eens aan hun lange haren te trekken
zich te bezatten aan het zoete witte spul genaamd ‘Vitosja’ ‘product van Bulgarije’
hun ouders dronken destijds zo veel ‘product van Bulgarije’
dat ze nu probleemloos politiek asiel kunnen vragen in Bulgarije
het zou het enige pleziertje zijn op hun oude dag

een vriend van me vertelde me eens een verhaal
over een groep Bulgaren in het treinstation van Berlijn
in het begin van de jaren negentig trokken duizenden Bulgaren voor de kost naar het Westen
ik weet niet wat ze met zovelen uitvoerden daar in Berlijn
maar ze moesten allemaal naar het toilet
dat enkele Pfennig kostte
maar de vindingrijke Zuid-Slaven besloten te bezuinigen
door eerst met zijn tweeën binnen te gaan
daarna met zijn drieën en een tijdje later zaten al tien Bulgaren op één toilet opgehoopt
en plots op een gegeven ogenblik kwam de deur vast te zitten
en werd een grote groep Bulgaren van de buitenwereld afgesloten
verschrikt begonnen ze omdat ze geen Engels of Duits kenden te schreeuwen
voor het hele station het enige Duitse woord dat ze kenden ‘Achtung! Achtung! Achtung!’

ik weet niet hoe het verhaal van de Bulgaren geëindigd is
en eigenlijk interesseert het me niet wie hen uit het toilet bevrijdde
en wat de gevolgen waren
overigens is het de moeite niet verder te gaan met het vertellen van dergelijke verhalen
het is zelfs de moeite niet er enige hogere betekenis in te zoeken
het was gewoon grappig meer niet

vandaag las ik op de muur van een grauw gebouw in Warschau
STALIN HAD GELIJK

om de een of andere reden schrijft men bij ons in Oekraïne zulks niet op de muren
sowieso schrijft men bij ons slechts zeer zelden op muren
en als men dan al iets schrijft is het heel abstract
zoals DOOD AAN DE BOURGEOIS of HEIL AAN ONZE HELDEN
of in een popvariant ook VIVA CHE!

hoewel Stalin bij ons meer geliefd is dan in Polen
schrijft men over hem niet op de muren bij ons

nee ik weet dat ergens toch STALIN GELIJK HAD en heb daar zelf nooit een moment aan getwijfeld
maar het benieuwt mij wat bedoeld werd door degene die schreef STALIN HAD GELIJK
hoewel ik nog veel liever zou willen weten
of hij die het schreef werkelijk van Stalin houdt
en of hij zich vandaag niet gewoon verschrikkelijk aanstelt wanneer hij het gelijk van Stalin erkent
en hij morgen niet zal schrijven dat Nicolaus Copernicus gelijk had of Sigismund III Wasa
of hij niet gewoon met zijn meisje over straat liep en ineens besloot haar te verrassen
misschien handelde hij niet alleen maar veeleer in een groepje
de ene schreef de andere stond op de uitkijk en een derde controleerde het hele gebeuren

en in het algemeen wat voelt een mens die op de muur schrijft STALIN HAD GELIJK
en wat voor een gelijk is het? is het globaal dus STALIN HAD IN ALLES GELIJK
of is het een kleiner en dus concreet gelijk
zoals STALIN HAD GELIJK WANT HIJ DROEG EEN PRACHTIGE SNOR
of STALIN HAD GELIJK WANT HITLER HAD ONGELIJK
of STALIN HAD GELIJK WANT HIJ HIELD DE POLEN BIJ HUN KLOTEN

bedenk dus maar eens wat die kerel eigenlijk bedoelde
ik betwijfel ten zeerste dat het om een oudere persoon ging
ik ben ervan overtuigd dat het geen oude overgebleven stalinist was
noch de een of andere verbitterde pechvogel die uit Kazachstan was gerepatrieerd
ik ben er zelfs niet helemaal van overtuigd dat degene die het schreef
eigenlijk bepaalde politieke overtuigingen koesterde
wellicht was het gewoon zo’n veredelde vorm van conformisme
want eigenlijk valt er niets meer te veranderen
want nooit valt er ook maar iets te veranderen

zeggen STALIN HAD GELIJK kan daarom
enkel een werkelijk gelovig mens


de lerares scheikunde


in de hogere klassen van de middelbare school
had ik een heel vreemde lerares scheikunde
haar ogen bedampten altijd van verlangen zij – dat weet ik zeker –
hield van jonge kereltjes
van ons hield zij van ons mensen voor wie scheikunde
toch nooit van pas zou komen in het leven
hoewel misschien is het iemand nog van pas gekomen
maar mij zeker niet zeker niet
mij kwam niets bijna niets van pas
zelfs natuurkunde niet en lichamelijke opvoeding zeker het eerste
mijn leraar natuurkunde heeft mij niets kunnen bijbrengen
hoewel hij ons als enige van de hele school op menselijke wijze begreep

mij liet hij meteen maar betijen en hij was zelfs niet verwonderd
toen ik bij het beëindigen van de zesde klas
niet in staat bleek de energie te vinden als ik de massa kende en een constante grootheid
in het kwadraat (hetzij de versnellingscoëfficiënt van een vrije valbeweging
hetzij de constante van Planck in het kwadraat)
ongetwijfeld hield hij van ons
maar helemaal niet op dezelfde manier
als de lerares scheikunde van ons hield
bij haar gingen seksuele verlangens op een wonderlijke manier samen
met een buitensporige haat jegens minderjarige domkoppen
die haar vreselijk interessante wetenschap geen barst kon schelen
net zomin als haar reactieve benzenen en polypropylenen en haar erbarmelijke
experimenten waarmee ze ons zozeer wenste
te interesseren

wanneer ze de schriften met laboratoriumtaken uitdeelde
leek het me dat ze zo meteen naar mij toe zou komen
om zoutzuur in mijn gezicht te spuwen
en vervolgens haar nauwkeurig gemanicuurde vingers in de uitgebrande gaten te planten
maar ze zei kijkend door haar dikke lenzen
‘alweer een zes, Bondar, alweer een zes’
en ik antwoordde haar nee ik zweeg en nam mijn schrift aan
en ofwel dacht ik mijn eigen gedachten
ofwel wenste ik haar een vroege dood ach hoe haatte ik
dat weerzinwekkende wijf met haar bril hoewel misschien had ik haar geen kwaad mogen wensen
misschien had ze in haar leven behalve ons – minderjarige domkoppen
die haar met zwarte ondankbaarheid betaalden – helemaal niets

later toen ik de school al verlaten had kwam ik toevallig te weten
dat haar man vermist was
hij dronk wat af die man van haar
en verdween op een dag van de aardbodem
men zocht de man gedurende een half jaar en vond hem uiteindelijk
op de stedelijke stortplaats en slechts
door een aantal persoonlijke spullen kon men vaststellen dat dit de man was
van de lerares scheikunde

ik vraag me af hoe ze haar haat mat
wanneer ze hem vergiftigde met complexe chemicaliën
in joules? kilocalorieën? volt? en is überhaupt reeds
de grootheid gekend waarmee haat gemeten kan worden?
ik vraag me af wie haar geholpen heeft hem naar de vuilnisbelt te verslepen
misschien een leerling van haar – de laureaat van de stedelijke scheikunde-olympiade
aan wie alleen aan hem alleen
ze haar geheim kon toevertrouwen?

en nadien vreeën zij nog lang met elkaar
de hongerige heilige deugnieten
de hongerige verduivelde deugnieten
zomaar op de stortplaats naast het lijk in de polyethyleenzak
zomaar onder de naakte neonhemel
onder de naakte bijziende hemel
van deze beste van alle werelden


robbie williams


‘waarom kijken zij allemaal zo naar mij?
zien zij dan echt dat ik een oekraïener ben?’ denk ik telkens
wanneer ik de volgende bar binnenga
‘is het dan echt zo duidelijk maar dan echt dan echt zo dermate
dan echt zo dermate duidelijk dat ik een oekraïener ben?’
ik trek mijn jas uit (een importproduct wellicht uit duitsland maar hier draagt niemand zulke dingen)

ik heb jeans aan die ik hier vorig jaar nog kocht
ik heb een trui aan die vervaardigd
werd in het land peru
een trui uit zachte alpacawol van goede kwaliteit en comfortabel maar niemand draagt hier zulke dingen
ik draag een amerikaanse bril
wat nog?
schoenen eerder van het sportieve soort – een jaar of vier geleden waren ze nog in de mode

ik zie er hopeloos uit
of lijkt mij dat alleen maar zo?
mijn stemming weifelt tussen fervent patriottisme en iemand een klap op zijn smoel geven
hoewel dit laatste me met kop en al zou verraden

‘alleen oekraïeners kunnen iemand zo zonder reden een klap op zijn smoel verkopen’
denken zij en zij hebben gelijk
‘alleen oekraïeners kunnen zo goed zingen’
denken zij en zij hebben gelijk
(‘dus zingen doe ik vandaag maar niet’ beslis ik)
‘alleen oekraïeners kunnen iemand op zo’n manier met de ogen uitkleden’
denken zij en zij vergissen zich niet
‘alleen oekraïeners konden zovelen van de onzen de keel oversnijden
in zo korte tijd’
denken zij en zij vergissen zich niet

in zo’n korte tijd konden het enkel de oekraïeners

ik heb een halfuur
voor het volbrengen van mijn historische missie

wat kan ik in een halfuur doen bij een glas bier?

de balans opmaken van de dag
van nog een dag van een oekraïener in polen
en een troostrijke conclusie trekken:

‘zij mogen mij gewoon als mens als man’

en ik betaal hen terug door nog een biertje te bestellen

en robbie williams vertelt me vandaag al voor de tiende keer wat hij nodig heeft van het leven:

‘i just wanna feel real love’ zingt robbie williams

hij en ik hebben precies hetzelfde nodig

vandaag zal ik niemand op zijn smoel slaan –
ik doe een stap in de richting van de oekraïens-poolse verzoening
en glimlach breed zoals niemand dat hier kan

zij zien heel goed mijn tanden mijn rechte rij van gezonde witte oekraïense tanden
zulke heeft hier niemand


Vertaling Eric Metz





1 Uit: Andri Bondar, Prymityvni formy vlasnosti. Piramida, Lviv 2004.





<   

TSL 49

   >