De Russische anarchist Michail Bakoenin
(1814-1876) is de geschiedenis ingegaan als de
vader van het anarchisme, na een in veel opzichten
ongewoon leven als onvermoeide politieke
agitator. Zijn agitatorische activiteit oefende
hij in verschillende talen uit. De Russische
emigrant Grigori Vyroebov (1843-1913), die
Frans staatsburger en hoogleraar werd, beschreef
Bakoenin als 'een geweldig volkstribuun;
hij beheerste tot in de puntjes de kunst
om de massa te bespelen, en het opvallendste
was wel dat hij in verschillende talen dezelfde
overtuigingskracht bezat'.1 Dit vermogen, om
in verschillende talen agitatorisch op te treden,
werdgevoed door actieve vertaalarbeid.
Bakoenin werd geboren in een Russisch grootgrondbezittersgezin
in het gouvernement Tver.
Daar kreeg hij de gebruikelijke opleiding van
kinderen uit adellijke milieus via huisonderwijs,
met dit verschil dat in huize Bakoenin weinig
beroep werd gedaan op huisleraren. De vader
onderwees zijn kinderen - het waren er elf
zelf. De familie was welgesteld, maar niet echt
rijk. De meeste grootgrondbezitters in Rusland
beschikten overigens wel over grond en 'zielen',
maar niet over geld, zodat hun veelbesproken
rijkdom een betrekkelijke zaak was. Toen Bakoenin
veertien jaar oud was werd hij naar de
Artillerieschool in Sint Petersburg gestuurd om
officier te worden.
Welke talen leerde hij als kind? Toen hij
in 1873, drie jaar voor zijn dood, een fragmentair
gebleven begin van een autobiografie dicteerde,
zei hij: 'Toen ik het ouderlijk huis verliet,
sprak ik tamelijk goed Frans, de enige taal die
men mij grammaticaal had leren bestuderen, wat
Duits, en ik las zo goed en kwaad als het ging Engels.Van Latijn en Grieks begreep ik geen
woord en ik had geen flauwe notie van de Russische
grammatica'.2 Deze voorstelling van de
oude Bakoenin staat in tegenstelling tot wat hij
als tienjarige aan zijn vader schreef in een brief
op diens naamdag, namelijk dat hij beloofde
'zijn best te doen met Latijn?3 Het valt trouwens
moeilijk te geloven dat Bakoenins vader zijn
kinderen geen lessen in Latijn zou hebben gegeven,
want die taal gold toen in Rusland, net als
in West-Europa, als een sine qua non voor een
goede opleiding. Zijn opmerking over zijn kennis
van de Russische grammatica klopt vermoedelijk
wel, want in Bakoenins jeugd werd het
Russisch nog niet geacht een taal te zijn waarvan
men het gebruik door onderwijs en studie
moest ondersteunen. Grieks leerde Bakoenin
zichzelf later, vlak voor zijn vertrek naar West-Europa.
Een loopbaan bij het leger ambieerde
Bakoenin niet. Vrij spoedig nam hij ontslag uit
de dienst; zijn drang naar kennis kon hij in het
garnizoen niet bevredigen. Ook een bestaan als
ambtenaar leek hemverre van aantrekkelijk. Op
de pogingen van zijn vader hem een positie te
verschaffen ging hij niet in. Tegen de zin van
zijn ouders liet hij zich in 1834 inschrijven aan
de Universiteit van Moskou voor een studie
filosofie.
De bekende Russische publicist en
schrijver Aleksander Herzen (1812-1870) leerde
Bakoenin kennen tijdens diens studententijd
in Moskou. In zijn memoires vertelt hij het
volgende over hem: 'Toen hij op nonactief was
gesteld, kwam hij naar Moskou en van die tijd
af (omstreeks 1836) begon voor Bakoenin het
leven in ernst. Daarvoor had hij niets uitgevoerd,
niets gelezen en kende maar heel gebrekkig Duits. Met zijn grote dialectische talenten,
zijn koppige gaven om de dingen hardnekkig te
blijven doordenken had hij, zonder pas of kompas,
in fantastische gedachtenbouwsels en autodidactische
experimenten rondgedwaald. (...)
Aan de werken van Kant en Fichte oefende
Bakoenin zich in de taal, waarna hij zich in
Hegel ging verdiepen, wiens methode en logica
hij volledig onder de knie kreeg- en aan wie
heeft hij die later al niet verkondigd?- aan
Belinski, aan ons, aan de dames, en aan
Proudhon'.4
De hier geciteerde vertaling is van de
hand van Charles B. Timmer. Ze is toereikend
als men informatie zoekt over de filosofische
school die aan Bakoenins vorming ten gronslag
lag. Ze voldoet echter niet als men wil weten
met behulp van welke talen Bakoenin zijn filosofische
studies bedreef.
De uitgever van Bakoenins archiefstukken
die zich bevinden in het Amsterdamse Internationaal
Instituut voor Sociale Geschiedenis
(IISG), Arthur Lehning, deed in de uitgave
Tijdsdocumenten een beroep op de vertaling
van C.E. van Amerongen-Van Straaten. Daar
luidt de vertaling van de fragmenten die ons
interesseren anders. Terwijl Timmer niet specificeert
in welke taal Bakoenin zich oefende in
de filosofie, maar alleen van een 'heel gebrekkige'
kennis van het Duits gewag maakt, staat
bij Van Amerongen te lezen: '...kende hij maar
een paar woorden Duits (. ..) leerde aan de hand
van Kant en Fichte Duits.5 Een blik op de oorspronkelijke
Russische tekst toont aan dat
Herzen zich precies uitdrukte: '...kende amper
Duits (...) op Kant en Fichte bekwaamde hij
zich in het Duits - jedva znal po-nemetski (...)
po Kantu i Fichte vyoetsjilsja po-nemetski.6
Met het resultatieve werkwoord 'vyoetsilsja' (hij
heeft geleerd) zegt Herzen dat Bakoenin na
afloop van zijn studie filosofie Duits kende.
Vanuit zijn enthousiasme voor de filosofie
werd Bakoenin vertaler. In 1836 vertaalde hij
Vorlesungen über die Bestimmungen des Gelehrten van Johann Gottlieb Fichte uit het Duits
in het Russisch. Dit ging, volgens een brief aan
zijn zuster Tatjana, als volgt: 'Ik vertaal nu van
tien uur 's avonds tot twee uur 's nachts enige
colleges van Fichte, (...) colleges vol vuur,
warmte en heilige geestdrift. Deze colleges zullen in de Teleskop worden afgedrukt'.7 Vier
van de vijf door Fichte in 1794 gehouden colleges
verschenen begin mei 1836 in deel XXIX
van de Teleskop voor het jaar 1835.
Bakoenin was geheel in de ban van
Fichte. Hij trachtte zijn enthousiasme ook over
te brengen op zijn vrienden, zijn zusters en zijn
jongere broers. Dit enthousiasme, dat gepaard
ging met een grenzeloze zorgeloosheid in financiële
aangelegenheden, zag zijn vader met lede
ogen aan, aangezien Bakoenin met zijn filosofische
ideeën, die niet gericht waren op een
praktische levensvervulling, het hele gezin domineerde.
Wat Granovski, een vriend van Bakoenin
uitdrukte met de woorden: 'op het gebied
van het praktische leven zal hij nergens toe
deugen', moet Bakoenins vader al vroeg hebben
ingezien. Eigenlijk leefde Bakoenin steeds in de
ban van het samengaan van leer en studie.
Volgens zijn vroegste biograaf Komilov was
dit ook de reden dat hij de colleges van Fichte
ging vertalen. 'Deze colleges las Fichte voor
haast totaal onvoorbereide toehoorders (...) en
precies daarom(... ) trachtte hij zijn opvattingen
uiteen te zetten in een zo toegankelijk mogelijke
en populaire vorm. In dit opzicht moet de keuze
van net deze colleges als wel geslaagd beschouwd
worden. Wat de vertaling betrof, zo
was zij volledig literair uitgevoerd, hoewel bijwijlen
niet geheel precies, waarbij Bakoenin
zich zelfs kleine inkortingen en tekstveranderingen
veroorloofde, wanneer Fichte verwijzingen
maakte die (...) totaal onnodig waren
voor de lezers van het Russische tijdschrift.8
De opkomende literaire criticus Vissarion
Belinski (1811-1848), toen een goede
vriend van Bakoenin, beoordeelde de vertaling
van de colleges als zeer geslaagd: 'Je vertaalde
een paar lezingen van Fichte voor de Teleskop
en in die vertalingen voelde ik een instinctieve,
maar sterke kennis van de Russische taal, die je
nooit bestudeerd had, ik vond je taal levend,
sterk en energiek, ik zag dat je in staat was anderen
je eigen diepste ervaringen mee te delen..."9
Vervolgens verdiepte Bakoenin zich in
Fichtes Anweisung zum seligen Leben. Hij
schreef er in zo enthousiastische bewoordingen
over aan zijn zusters, dat deze hem smeekten
het werk te vertalen. De betreffende brief van
zijn zuster Tatjana moge een indruk geven van het 'verbond der zielen' dat Bakoenin wist te
bereiken. 'Misja, bij God, vertaal de Anweisung
zum seligen Leben en schenk ze ons, ik zal
geen rust kennen voordat ik dit boek heb. Ik wil
het duizend maal lezen, vooral de laatste delen.
Wij moeten het samen met de zusters Behrs
lezen, zij begrijpen alle heerlijke, goddelijke
gedachten van Fichte goed. Misja, ik smeek je,
vertaal, ik zal je geen rust laten...'10 Geen van
Bakoenins biografen spreekt over een eventueel
voltooide vertaling.
In 1836 kreeg Bakoenin de opdracht om
een leerboek geschiedenis (van Schmidt) uit het
Duits in het Russisch te vertalen. Graaf Sergej
Grigorjevitsj Stroganov, die Bakoenins vader
persoonlijk kende, zocht in zijn hoedanigheid
als curator van de leerinstellingen van het onderwijsdistrict
Moskou een bruikbaar leerboek
geschiedenis en een vertaler. Stroganov was
overtuigd van Bakoenins onderlegdheid en
wilde hem bovendien de helpende hand toesteken
in zijn deplorabele financiële situatie. Bakoenin
aanvaardde de opdracht geestdriftig en
maakte onmiddellijk plannen over de manier
waarop hij het honorarium zou kunnen besteden.
Allereerst wilde hij een reis naar het buitenland
maken. Het is opvallend dat alleen de
twee vroegere Russische biografen, Kaminski11
en Kornilov12 over deze vertaalopdracht
spreken.Waarschijnlijk hebben latere biografen
de aan deze opdracht verbonden episode in
Bakoenins leven als te bijkomend beschouwd.
In werkelijkheid is deze episode in hoge mate
typerend voor het karakter van Bakoenin, zo
typerend dat deze zich in Bakoenins latere leven
nog dikwijls zou herhalen.
Bakoenin verwachtte als honorarium
tien- tot twaalfduizend roebel te zullen krijgen.
De besteding ervan had hij al rond, maar met
het vertaalwerk was hij minder snel. Toen de
opdrachtgever op een zeker moment naar de
stand van zaken vroeg had hij nog geen pen op
papier gezet en deed hij nog eens de belofte aan
het werk te gaan. Hij kreeg een jaar uitstel,
waardoor hij meteen weer was gerustgesteld.
Het te vertalen boek verdeelde hij onder zijn
vrienden, broers en zusters, die de tekst niet
aankonden. Stroganov deed zijn beklag over
Bakoenins onbetrouwbaarheid; ook Bakoenins
vrienden hinderde het dat hij altijd en overal
schulden maakte en geen pogingen deed geld te verdienen. Ook in het geven van zijn lessen, die
in de brieven aan zijn vader figureerden als de
materiële basis van zijn zelfstandig leven, was
hij inaccuraat. Ook in zijn latere leven is het
Bakoenin nooit gelukt een vertaling te maken
met het doel geld te verdienen; hij heeft trouwens
nooit in zijn eigen levensonderhoud kunnen
voorzien.
Toen Bakoenin in zijn filosofische studie
van Fichte overging naarHegel zette hij zich
in 1837 aan de vertaling van twee van Hegels
Gymnasialreden. Hij publiceerde deze samen
met een eigen voorwoord in Moskovski nabljoedatel
('Moskouse waarnemer') in maart
1838. Dit was de eerste kennismaking van Rusland
met de filosofie van Hegel. Hegel lezen en
begrijpen was voor Bakoenin geen geringe
opgave. Om toegang tot deze filosofie te krijgen
maakte hij voor eigen gebruik uitgebreide synopsissen.
Zijn zelfstudie nam hij zo ernstig op
dat hij niet toekwam aan de reeds genoemde
vertaalopdracht en deze aan anderen uitbesteedde.
De kring waarin Bakoenin in Moskou
verkeerde bestond uit veelbelovende jonge
Russen die gretige afnemers van de Duitse
romantische literatuur waren. Bijzonder veel
succes bij hen had het recent in Duitsland verschenen
boek van Bettina von Arnim Tagebuch
zu Goethes Briefwechsel mit emem Kinde
(1834). Ook Bakoenin was zeer onder de indruk,
zoals blijkt uit een brief aan zijn broers en
zusters: 'Nu schrijf ik een voorwoord bij Bettina,
dat zo mooi zal zijn, dat U allen gaat schreien,
zusters en broers!13 In 1840 leende Bakoenin
het boek aan Herzen uit en vroeg hem er
goed voor te zorgen, 'want mijn zuster zou
wanhopig zijn als het boek zoek zou raken.14
Op dat moment was Bakoenin al klaar met zijn
vertaling, die hij in de zomer van 1837 op het
ouderlijk landgoed bij Tver in nachtelijke vertaalzittingen
had gemaakt.15 In 1838 publiceerde
hij uittreksels van het dagboek in het tijdschrift
Syn otetsjestva ('Zoon van het vaderland').
Bettina von Arnim was zeer gestreeld
door het feit dat er in Rusland een vertaling van
haar boek verschenen was. Zo meldde ze aan de
Pruisische kanselier Von Müller op 31 maart
1831: 'Misschien stelt u er belang in te vernemen
dat mijn boek in Petersburg vertaald is. Er
komen me vaak Russen opzoeken.16 Bettina
wist toen kennelijk nog niet dat het slechts om
een gedeeltelijke vertaling ging. Later maakte
Bakoenin kennis met haar in Berlijn, waar hij
de inmiddels oude dame samen met zijn studievriend,
de latere schrijver Ivan Toergenjev, een
bezoek bracht.
Bakoenin reisde in 1840 naar Berlijn,
met als primair doel daar zijn filosofiestudies
voort te zetten. Herzen maakte de reis financieel
mogelijk; hij zou Bakoenin trouwens later nog
vele malen uit de nood helpen. Ook Toergenjev
liet zich daarbij niet onbetuigd.
Bakoenins ouders hadden geen vertrouwen
in de goede afloop van de reis- en studieplannen
van hun zoon. Belinski drukte uit wat
menigeen in Moskou dacht: 'Hij zal daar ten
onder gaan. Wat zal hij doen? De Duitsers Russisch
leren, een taal die hij zelfniet beheerst?'17
Later zou Bakoenin vanuit Parijs trachten Belinski
naar West-Europa te halen, want: 'Hoe kan
een mens vrijelijk zijn gedachten (...) weergeven
als hij ieder moment verwacht dat er een grond onder de voeten krijgen...19 Bakoenin
was in korte tijd een Europees burger bij uitstek
geworden. Hiermee kwam ook een - zij het
voorlopig - einde aan zijn vertaalactiviteit.