Michail Zosjtsjenko



De overschoen




Natuurlijk, in de tram je overschoen erbij inschieten is niet moeilijk.

Vooral als ze je van opzij platdrukken en er van achteren één of andere schooier op je hiel trapt, dan ben je je overschoen wel kwijt.

Je overschoen kwijtraken gaat als een fluitje van een cent.

Ik heb mijn overschoen in een wip kwijtgeholpen. In een amerijtje, kan je wel zeggen.

Stap ik daar de tram op en m'n twee overschoenen zitten nog op hun plaats. Ik stap de tram uit, ik kijk en één overschoen zit hier nog aan m'n voet, maar de andere is pleite. M'n laars, die is er nog. En m'n sok ook, zie ik. En m'n onderbroek zit ook nog op z'n plaats. Maar m'n overschoen is pleite. En de tram kan je natuurlijk niet achterna hollen.

Ik trek m'n overgebleven overschoen uit, wikkel hem in een krant en ik weg. Na m'n werk, denk ik zo, ga ik wel 'ns op zoek. Dat spul mag toch niet verloren raken! Ik zal het wel ergens weer opduikelen. Na m'n werk ging ik dus op zoek. Eerst ging ik m'n licht eens opsteken bij een kennis van me, die is conducteur.

Die stak me ronduit een hart onder de riem.

'Je mag de Heer wel danken,' zegt-ie, 'datje hemin de tram bent kwijtgeraakt. Als het op een andere openbare plaats was gebeurd, zou ik er geen borg voor staan, maar als je hem in de tram kwijtraakt, dan is dat geen probleem. We hebben zo'n kantoor voor verloren spullen. Ga ermaar eens naartoe en je kan je overschoen zo meenemen. Klaar is Kees.' 'Wel,' zeg ik, 'bedankt. Da's echt een pak van m'n hart. Het zit hemnamelijk zo dat die overschoen nog bijna splinternieuw is. Dit is nog maar het derde seizoen dat ik hem draag.'

Ging ik de volgende dag naar dat kantoor.

'Is het misschien mogelijk, broertjes,' zeg ik, 'om m'n overschoen terug te krijgen? Ik ben hem in de tram kwijtgeraakt.'

'Dat kan best,' zeggen ze. 'Wat voor overschoen is het?'

'Een doodgewone overschoen', zeg ik. 'Maat twaalf.'

'We hebben hier,' zeggen ze, 'misschien wel twaalfduizend stuks met maat twaalf. Wat zijn de kenmerken?'

'Het zijn,' zeg ik, 'heel gewone kenmerken: de hiel, die is natuurlijk versleten, en er zit geen voering in van binnen, die is doorgesleten.'

'Wij hebben hier,' zeggen ze, 'misschien wel meer dan duizend van die overschoenen. Zijn er geen speciale kenmerken?'

'Speciale kenmerken,' zeg ik, 'die zijn er. De neus ligt er bijna af om het zo te zeggen, die houdt het nauwelijks. En een hak,' zeg ik, 'die zit er bijna niet meer aan. De hak is afgesleten. Maar de zijkanten,' zeg ik, 'die zijn in orde, die hangen er nog aan vast.'

'Ga even zitten,' zeggen ze. 'We zullen eens gaan kijken.'

En plots komen ze daarmet mijn overschoen aandraven.

Ik was zielsgelukkig. Gewoon tot tranen toe bewogen.

Kijk 'ns aan, denk ik, ons apparaat werkt toch prachtig. En wat een gemotiveerdemensen, denk ik, die zich zoveel moeite getroosten voor één overschoen.

Zeg ik tegen hen:

'Ik zal jullie,' zeg ik, 'vrienden, tot aan het eind van mijn dagen dankbaar blijven. Geefm'n overschoen maarmeteen hier. Ik zal hemnu aantrekken. Ik dank jullie.'

'Niks ervan,' zeggen ze, 'geachte kameraad, wemogen hem niet geven. Wij, 'zeggen ze, 'weten niet of u het wel degelijk bent die hem verloren heeft.' 'Maar natuurlijk heb ik hem wel degelijk verloren. Ik kan jullie m'n erewoord geven.'

Zeggen ze: 'We geloven u en voelen diep met u mee en het is heel waarschijnlijk dat u inderdaad deze overschoen hebt verloren.Maar hemteruggeven, dat kunnen we niet. Breng ons een verklaring dat jij inderdaadje overschoen bent kwijtgeraakt. Laat het huisbestuur de feiten bekrachtigen, en dan geven we je zonder al dat overbodige uitstel terugwatje wettelijk bent kwijtgeraakt.'

Zeg ik: 'Broertjes,' zeg ik, 'gezegende kameraden, bij ons weten ze helemaal niet wat er gebeurd is. Misschien geven ze niet eens zo'n papier.'

Antwoorden ze: 'Ze zullen het wel geven,' zeggen ze, 'dat is hun plicht. Waarvoor zouden ze er anders zijn?'

Ik bekeek m'n overschoen nog eens en liep buiten.

De volgende dag liep ik naar de voorzitter van ons huisbestuur, zeg ik tegen hem: 'Geef me eens een papier. Er staat een overschoen op het spel.'

'Maar heb je hem,' zegt hij, 'wel écht verloren? Of staje ons hier te belazeren? Je probeert misschien een overtollig gebruiksartikel op de kop te tikken?

'Ik zweer hetje,'zeg ik, 'dat ik hem kwijtgeraakt ben.'

Zegt hij: 'Ik kan je natuurlijk niet op je woord vertrouwen. Als je voor mij nu 'ns een verklaring van de trammaatschappij te pakken zou kunnen krijgen dat je je overschoen kwijt bent, dan zou ik je 'n papier geven. Maar zonder verklaring gaat dat zomaar niet.'

Zeg ik: 'Maar daar hebben ze me nu net naar u gestuurd.'

Zegt hij: 'Wel, schrijf dan numaar een verklaring.'

Zeg ik: 'En wat moet ik daar dan in zetten?'

Zegt hij: 'Schrijfmaar op: op die en die datumis m'n overschoen kwijtgeraakt. En zo voort. Ik verklaar hierbij dat ik de stad niet zal verlaten vóór deze zaak opgehelderd is.'

Ik heb dus die verklaring geschreven. De volgende dag kreeg ik een officiëel bewijs.

Liep ik met dat bewijs naar het kantoor. En daar, stelt u zich voor, geven ze zonder moeite en zonder uitstel m'n overschoen terug.

Pas toen ik m'n overschoen aantrok, voelde ik een diepe vertedering. Kijk 'ns aan, denk ik, hoe die mensen hier werken! Tja, wie weet hoe lang ze op eender welke andere plaats over m'n overschoen zouden hebben zitten tobben. Daar zouden ze hem gewoon weggegooid hebben en gedaan ermee. Maar hier heb ik er nog geen week moeite voor hoeven doen en ik heb hem al terug. Alleen is het wel spijtig dat ik in die week vol kopzorgen m'n andere overschoen ben kwijtgeraakt. Ik heb hem de hele tijd in een pakje onder m'n arm meegedragen en nu kan ik me niet herinneren waar ik hemergens heb laten liggen. En het ergste is dat het niet in de tram is gebeurd. En als het niet in de tram is gebeurd, dan kan ik het wel vergeten. Tja, waarmoet ik hem dan gaan zoeken?

Aan de andere kant heb ik die ene overschoen nu terug. Ik heb hem op de pronkkast gezet.

Als je je soms rot voelt, kijkje eens naar die overschoen en dan krijg je een licht gevoel omje hart en zijn alle zorgen verdwenen. Kijk 'ns aan, denk ik dan, wat werkt dat kantoor toch prachtig. Ik zal die overschoen ter nagedachtenis bewaren. Laat m'n nazaten ermaar verkneukeld naar zitten kijken.


Vertaling Rose-Marie Vermeulen




<

TSL 11

>