Het verhelderende commentaar in het Derde boek (Parijs 1987) van Nadjezda
Mandelstam bij het origineel van bovenstaande vertaling luidt als volgt: 'Het gedicht
"'k Waste mij op 't erf", dat door het nieuwe stemgeluid een keerpunt vormt
in het oeuvre van Mandelstam, werd geschreven in het Huis der Kunsten.
Mandelstam waste zich inderdaad 's nachts op het erf - in de weelderige villa was
geen stromend water. Het water werd uit een put gehaald en in een enorme, op
het erf staande ton gegoten - tjokvol, tot over de rand. Ook de ruwe, zelfgeweven
handdoek, die we uit de Oekraïne hadden meegenomen, kwam in het gedicht
terecht. We hadden altijd al een voorliefde voor handgeweven boerendoeken,
stromatten, aardewerken kruiken ...) De nieuwe wereldbeschouwing van een
sterk geworden man komt ongelooflijk beknopt naar voren in deze twaalf regels,
die de inhoud van deze nieuwe visie met naam en toenaam noemen: geweten,
verdriet, kou, de oprechte en verschrikkelijke aarde met haar strengheid, de
waarheid als grondslag van het leven; het zuiverste en meest directe wat ons is
gegeven - de dood en grove sterren aan het firmament...'
Vertaling Amsterdamse werkgroep poèzie-analyse o.l.v. Peter Zeeman
Drie meter sneeuw op het Sevanmeer...
Een bergvisser trok zijn azuren beschilderde slede naar buiten,
Vette forellen met besnorde koppen
Patrouilleren als agenten
Op de verkalkte bodem.
En in Jerevan en in Etsjmiazdin
Heeft de enorme berg de lucht geheel verzwolgen,
Je zou hem moeten lokken met een ocarina
Of temmen met een fluit,
zodat de sneeuw smelt in zijn muil.
Een sneeuw en sneeuw en sneeuw op 't tere rijstpapier,
De berg drijft naarmijn mond.
Ik heb het koud. Ben blij ...
1930
Vertaling PeterZeeman en Marc Schreurs
* * *
Op het geribde politiepapier-
Nacht vrat de stekeltjes op met plezier -
Zingen de sterren. Gaan pennen in potjes:
Schrijvertjes schrijven aan één stuk rapportjes.
Hoe lang 't getwinkel hun ook maar bevalt,
Och, een verzoekschrift in drievoud volstaat.
En voor geflonker, geschrijf en ontbinding
Krijgen ze zonder mankeren vergunning.
1930
* * *
Prikkende wimpers. En diep in mijn borst stokt een traan.
Hoor zonder angsten het naderend onweder aan.
Zomaar een zonderling prentmij vergetelheid in.
Stik haast, maar heb om te leven tot stervens toe zin.
Snel van zijn brits opgestaan bij het eerste geluid
Staart een gevangene slaap'rig en schuw voor zich uit.
Zingt dan een lied, ruw en ruig, in het licht van een lamp.
Gloort als een streepje het ochtendrood boven het kamp.
2 maart 1931
Vertaling PeterZeeman tenzij anders vermeld.