Peter ten Dam


Geschiedenis en erotiek. Over de roman Honden op het marktplein van Ivan Aralica


In de nieuwste roman van Ivan Aralica, 'Het geheim van de Sarmatische adelaar' (Tajna sarmatskog orla, 1989) komen de twee hoofdpersonen op een gegeven moment terecht in de bar van een hotel op het eiland Brac. Aangezien ze daar een bekende ontmoeten komt een, overigens niet al te vlot verlopend, gesprek op gang en zodoende krijgt het geluid van de televisie in de bar gelegenheid te domineren. Men kan dan in de stiltes van het gesprek de omroeper horen zeggen dat een schrijver uit Zadar, tegen de wil van enkele hooggeplaatste politieke functionarissen, een literaire prijs heeft gewonnen. De stem zegt dat het hier gaat 'om een conservatief stilist die het wereldniveau van onze literatuur, dat deze met veel pijn en moeite heeft weten te bereiken door zich om de grote namen der wereld te slingeren als een klimop om een eik, wil degraderen tot een begrenst, nationaal kader. Het gaat om een schrijver die veelzijdig het verleden, vol van al het slechte dat men maar beter kan vergeten, doet herleven. En als hij met zijn stijl, beschimmeld door vocht en lagen van eeuwen, maar opgesloten zou blijven in die helse tijden, dan zou er geen schade berokkend worden noch door hem noch door zijn romans. Hij echter wil via het verleden spreken over onze dagen, hij wil tussen de verleden en de tegenwoordige tijd een analogie tot stand brengen op grond van de afgezaagde gedachte dat er nooit wat nieuws onder de zon is, dat er geen enkele vooruitgang is geboekt, dat we leven in een tijd donkerder dan welke duisternis ook'. De laureaat met provocatieve bedoelingen maakt gebruik van 'historische parabolen en een manische sententie' en is 'geobsedeerd door de gedachte om van een dorpsleraar uit te groeien tot een profeet'.

Het lijkt er veel op dat Ivan Aralica het hier op een ironische manier over zichzelf heeft. Hij wás immers een provinciaal auteur, hij wás leraar in dorpen in de omgeving van Knin en Zadar, hij is politiek een omstreden persoon (Aralica zou tijdens de maspok [* Een afkorting van masovni pokret (massale beweging). Dit was een opleving van Kroatisch nationalisme eind jaren zestig, door Tito in 1971 met krachtige hand de kop ingedrukt.] in Kroatië te zeer op de voorgrond zijn getreden), hij is een auteur die in romans die de geschiedenis als leidraad en décor hebben op zijn best is en hij wil ten slotte overduidelijk die historische achtergrond gebruiken om uitspraken te doen over het heden.



Ivan Aralica

Ivan Aralica werd op 10 oktober 1930 geboren in Promina, een dorpje in het achterland van Dalmatië. Hij bezocht de Pedagogische Academie in Knin en vervolgens de Universiteit van Zadar, waar hij slavistiek studeerde. Al tijdens zijn studententijd werkte hij als leraar in kleine Middendalmatische dorpen en na zijn universitaire studie afgerond te hebben werd hij directeur van een tweetal scholen in Zadar. Vanaf 1972 werkt hij als professor aan de Universiteit van Zadar.

De stad Zadar (en zijn omgeving) is een centraal gegeven in het leven van Aralica. Zadar was eeuwenlang het administratieve centrum en dus culturele middelpunt van Dalmatië. Tijdens het interbellum en vooral ten tijde van de occupatie door het fascistische Italië moest Zadar deze positie echter prijsgeven. Na de Tweede Wereldoorlog werd Split het politieke en culturele centrum van dit gedeelte van Joegoslavië. Zadar heeft dus nu een marginale positie en dito status vergeleken met het eigenlijke, echte centrum van Kroatië, Zagreb. Hierdoor kon het gebeuren dat Aralica lange tijd werd gezien als een provinciaal schrijver die wel aardig bezig was, maar mede door zijn geografische isolatie toch nooit echt in de schijnwerpers zou kunnen komen.

Een heel andere oorzaak voor het feit dat Aralica relatief lang een vrij onbekende schrijver is gebleven, ligt in het literaire klimaat van Kroatië in de jaren zestig en zeventig. In die tijd domineerden modernistische tendensen: formele experimenten, polysemie, kosmopolitisme, 'jeans-proza'. Aralica's eerste boek, 'Alles heeft zijn tijd' (Svemu ima vrijeme) verscheen in 1967; daarna volgden 'En het voorbeeld heette Laurina' (A primjer se zvao Laurina, 1969), 'Filip' (Filip, 1970), 'De paardrijder' (Konjanik, 1971), 'Er is iemand grijs en groen' (Jma netko siv i zelen, 1977) en 'Illusies van helse tekeningen' (Opsjene paklenih crteža, 1977). Al deze romans en verhalen, voor een deel historisch, voor een deel zich in moderne(re) tijden afspelend - de laatste zijn het zwakst - vinden hun wortels in het regionalisme, folklore, het leven van alledag, eenvoudige zaken en traditie, elementen kortom die lijnrecht ingingen tegen het heersende modernisme.Voor de kritisch-realistische Aralica met zijn historische, c.q. traditionele en traditionalistische thema's was, zo dacht men, geen plaats in de Kroatische literatuur.

De grote ommekeer in de receptie van Aralica's literaire werk begon in 1979 met de verschijning van de roman 'Honden op het marktplein' (Psi u trgovištu; in de HIT-bibliotheek van de Zagrebse uitgeverij Znanje. De boeken die in deze bibliotheek verschijnen, genieten een ongekende publicitaire belangstelling, die nu ook Aralica ten deel viel. Frappant is dat de HIT-bibliotheek eigenlijk wordt gekenmerkt door boeken met een meer urbanistische problematiek, waarin de hoofdpersonen vaak jonge mensen zijn met hun eigen specifieke taalgebruik en preoccupaties. Aralica's roman 'Honden op het marktplein' heeft echter totaal andere elementen dan het gebruikelijke HIT-boek: historische thematiek, taalgebruik dat sterk beïnvloed is door het verleden en op het eerste gezicht regionalistisch is georiënteerd, traditiegevoel. Behalve door zijn literaire kwaliteiten moest het boek wel opvallen door het contrast met de meer modernistische delen van de reeks.

'Honden op het marktplein' werd gevolgd door de 'Grabovac-trilogie', drie romans waarin de Kroatische familie Grabovac centraal staat en die elk ook weer een bepaalde historische periode tot onderwerp hebben (van het einde van de zeventiende eeuw tot de Napoleontische tijd). In de hierop volgende roman, 'Omlijsting voor haat' (Okvir za mržju, 1987), maakte Aralica een 'uitstapje' naar de jaren vijftig van deze eeuw; hij portretteerde de intellectueel Martin Kujundzié en gaf een verslag van de gebeurtenissen die te maken hadden met de hervormingen van het schoolsysteem in het naoorlogse Kroatië. In 'De sjaal van Asmodeus' (Asmodejev šal, 1988) vatte hij de draad van de Grabovac-romans weer op door als verteller een lid van de familie Grabovac te laten optreden. Het verhaal gaat over een femme fatale in een klein Bosnisch stadje aan het einde van de zeventiende eeuw. Aralica's meest recente roman, 'Het geheim van de Sarmatische adelaar', behandelt in het eerste deel het leven van een Venetiaans schilder uit de zestiende eeuw en in het tweede deel de lotgevallen van een conservator in Zadar; het zijn twee personen die, verbonden door een liefdesaffaire, op wonderbaarlijke wijze één en dezelfde figuur blijken te zijn.

Terug naar de roman 'Honden op het marktplein'. Kort samengevat zou men kunnen zeggen dat de roman als onderwerp de Turkse geschiedenis heeft. Er is echter veel meer. De roman bestaat uit drie gedeelten; de laatste twee komen voort uit een tweetal dromen die een zekere A. Vrančić in het eerste deel heeft gehad. Antun Vrančić was een Kroatisch humanist en politicus uit het zestiende-eeuwse Sibenik, die in de roman als Oostenrijks diplomaat naar het hof van de sultan in Constantinopel gaat. De tragiek van deze man, net als van alle Kroatische intellectuelen toentertijd (en niet alleen toen, want hetzelfde verschijnsel zien we ook tijdens de Oostenrijks-Hongaarse overheersing in de negentiende en begin twintigste eeuw) was dat hij zich moest onderwerpen aan de politieke dogma's van een vreemde mogendheid. Aralica beschrijft deze situatie met bittere ironie: pas dan wordt er tijdens de onderhandelingen in Constantinopel Kroatisch gepraat als alle diplomatieke maskers gevallen zijn, als alles al is beslist en onwrikbaar vaststaat.

In de roman bericht deze Antun Vrančić ons over sultan Soliman de Grote en zijn beide zonen, Mustafa en Džihangir, die het onderwerp zijn van respectievelijk het tweede en het derde deel van het boek. Deze delen spelen zich nagenoeg geheel af aan het hof van de sultan en hebben het begrip macht als hoofdthema. Macht komt in alle mogelijke vormen voor in de roman: politieke macht, tirannie, angst macht te verliezen, totalitarisme, seksuele macht of juist onmacht, machteloosheid, machtswellust, machtsmisbruik et cetera. Het tweede deel van de roman staat in het teken van de (machts)verhouding tussen sultan Soliman de Grote en zijn zoon Mustafa. Soliman heeft, om aan de macht te komen, zijn eigen vader vermoord; als zijn zoon Mustafa tegen hem rebelleert deinst hij er niet voor terug ook hem de dood in te drijven. Verder geeft Aralica op magistrale wijze weer in welke bochten de vizieren en grootvizieren zich moeten wringen om bij de grote Soliman in gratie te blijven: over elk woord moet verschillende keren worden nagedacht, alle connotaties van een woord en de daarmee samenhangende mogelijke misverstanden moeten worden nagegaan voordat het kan worden uitgesproken - er is maar heel weinig voor nodig de woede of, nog erger, het wantrouwen van de sultan op te wekken.

In het derde deel worden de lotgevallen van de tweede zoon van Soliman, Džihangir, verteld. Džihangir is een zwak, ziekelijk en melancholisch kind, dat bij het ouder worden een grote hang naar alles wat poëtisch is ten toon spreidt. Hij wordt door Soliman zodanig van de buitenwereld geïsoleerd dat hij geen enkele invloed op het politieke spel kan uitoefenen, zo hij daar al behoefte aan zou hebben. Net als zijn broer Mustafa worden ook Džihangirs zuster en moeder door de sultan vermoord, enkel en alleen omwille van de macht. Hijzelf vindt de dood na een aderlating die hem zou hebben moeten genezen van zijn aanvallen van melancholie.

De romans van Aralica zijn vol met authentieke historische details, die hij naar eigen inzicht rangschikt en gebruikt voor wat hij te zeggen heeft. Dit historische materiaal heeft behalve een documentaire ook een ethische functie: Aralica trekt lering uit de historische processen en doet daar universele uitspraken over. Bovendien zijn de historische details belangrijk voor de structuur van de roman. Aralica gebruikt deze details als de ruggegraat, het skelet van het verhaal. Te pas, en soms te onpas, hangt hij er talrijke episodes aan op. Van bijna elk nieuw personage bijvoorbeeld wordt via een soms wel enkele pagina's beslaande uitweiding de voorgeschiedenis verteld. Deze digressies zijn zo frequent dat ze af en toe de narratieve coherentie in gevaar brengen. Anderzijds schuilt de grote kracht van Aralica juist in deze digressies: zijn ornamentele, lyrisch-allegorische stijl en neiging tot sententies komt daarin het beste tot zijn recht.

Een ander belangrijk aspect van de roman zijn de erotische passages. In geen ander boek van Aralica (met uitzondering van 'De sjaal van Asmodeus) speelt de erotiek zulk een belang rijke rol als in 'Honden op het marktplein'. Aralica laat de verhouding tussen man en vrouw in verschillende milieus zien, zowel in het christelijke als in het islamitische. In het leven van humanist Vrančić bestaan drie vrouwen: Magdalena, met wie hij drie maanden doorbrengt, waarna ze niets meer van hem wil weten; Ursula, een willige, sensuele vrouw, bij wie hij echter heeft geleerd dat het gemakkelijker is een vrouw te veroveren dan haar kwijt te raken; en Izabela, zijn eigenlijke geliefde, wier hoge positie hem ervan weerhoudt een verhouding met haar te beginnen.

Ook in de Turkse wereld speelt de vrouw een belangrijke rol: vizier Ahmed houdt alleen van boeken en vrouwen en deze laatsten interesseren hem slechts zo lang tot ze zwanger worden; vizier Rustem wordt gechanteerd door zijn vrouw Mihrimah; Soliman de Grote wordt gekoeioneerd door zijn vrouw Rokselana; Džihangir waant overal zijn vermoorde moeder spreekt in bronnen en putten tot haar; er zijn beschrijvingen van de gang van zaken in de harem van de sultan et cetera. Sommige van deze vrouwen beschrijft Aralica overtuigend als degenen die in de extreem patriarchale wereld op de achtergrond de touwtjes in handen hebben en daarmee de macht. Is een vrouw niet identiek aan macht? Is macht niet gelijk aan een vrouw? suggereert Aralica, waarbij hij zich als volgt uitdrukt: 'Het zou nuttig zijn, meester, na te gaan of niet alle moeite hogerop te komen een inspanning is om twee dijen te veroveren, die ons langdurig en drievuldig genot zullen bieden in vergelijking met datgene wat we kortstondig en in kleine hoeveelheden gevoeld hebben op de knieën van een gewone vrouw. We zouden het moeten overdenken.'







<

TSL 8

>