Jenny Stelleman



Nadjezjda Andrejevna Doerova: een Russische tomboy in de vroege negentiende eeuw





Nadjezjda Andrejevna Doerova (1783-1866) diende verkleed als man negen jaar in het Russische leger als officier in de cavalerie in de oorlogen met Pruisen en met Napoleon. Zij is bekend geworden door haar Zapiski kavalerist-devitsy (‘Notities van een cavaleriemeisje’, in het vervolg aangeduid met Notities), waarin zij verslag doet van haar ervaringen in haar vroege jeugd en in het Russische leger. Hierna schreef ze nog een tiental verhalen die gerelateerd zijn aan deze periode. Sommige gaan in op de beperkte rol van vrouwen in de maatschappij, andere zijn gerelateerd aan de avonturen in haar Notities, weer andere hebben meer fantastische thema’s. Alle verhalen spelen onveranderd in een militaire setting. Notities is geschreven in 1836 en is een mix van een dagboek, herinneringen, anekdotes en incidenten in een grove chronologische volgorde. Sommige incidenten hebben een spanningsopbouw, andere zijn meer beschrijvingen van wat haar overkomt, soms zijn stukken gedateerd, soms ook niet. Notities is op te vatten als een hymne aan de vrijheid: een vrouw werpt de ketens af en treedt een mannenwereld binnen en meteen voelt ze wat een verschil het is om een man te zijn. Dit werk is een van de eerste Russische autobiografieën en wereldwijd een van de weinige memoires van een vrouw in het leger.

Doerova begon pas twintig jaar na haar pensioen in 1816 te schrijven (ze had toen de rang van kapitein bereikt). Deze nieuwe carrière als professionele schrijver duurde slechts vier jaar. Waarom ze hiervoor koos, ze was toen al begin vijftig, is niet helemaal duidelijk. Duidelijk is wel dat ze vertrouwd was met de Russische literatuur en de zogenoemde ‘gothic novels’ van Ann Radcliffe, die zij zelfs op hogere leeftijd meerdere malen herlas. In het begin van de negentiende eeuw werden deze populaire romans vanuit het Engels of het Frans in het Russisch vertaald. Nieuw was dat hier min of meer voor het eerst in de literatuur een jonge vrouwelijke held centraal stond. Zij is vaak verweesd en valt ten prooi aan de willekeur van verre familieleden. De locatie is gewoonlijk een ver weg gelegen kasteel met geheime deuren, waar de vrouw binnenshuis spannende avonturen beleeft. Misschien hebben deze romans Doerova geïnspireerd om over een ander soort vrouw te schrijven, de tomboy avant la lettre, en hiermee liep ze vooruit op een heldin, die later ook in Rusland erg populair zou worden.

‘It is bad enough to be a girl, any way.... I can’t get over my disappointment in not being a boy.’ Dit zegt Jo March, een van de vier vrouwen uit de roman Little Women, geschreven door de Amerikaanse schrijfster Louisa M. Alcott in 1868. Het boek werd meteen een succes, het vormde een begin van romans en verhalen waarin de figuur van de tomboy prominent aanwezig was. Jo March werd zo een rolmodel voor veel jonge vrouwelijke lezers, zowel binnen als buiten de Verenigde Staten. Dit voorbeeld gaf die lezeressen de gelegenheid zich bewust te worden van de hun opgelegde rol, deze af te wijzen, ter discussie te stellen of in ieder geval hierover te fantaseren. De tomboys zijn jongensachtige meisjes die rebelleren tegen sociale en culturele regels die alleen voor vrouwen gelden, ze proberen hiermee de stricte grens van gefixeerde sexes te overschrijden. Met name in de negentiende-eeuwse literatuur werden deze jonge heldinnen als tamelijk onschuldig beschouwd. Net zoals Jo March trouwden ze vaak met een vaderfiguur, die blijkbaar in staat was hen te ‘temmen’. Begin twintigste eeuw werd deze tomboy-rebellie meer en meer gezien als een noodzakelijke puberteitsfase van protest, typisch voor meisjes. In de zestiger jaren krijgt de tomboy een voorbeeldfunctie voor de opkomende lesbische beweging. Nog later ontwikkelt de tomboy zich tot de tomboy warrior, zoals de filmfiguur Lara Croft. Doerova kan zeker ook beschouwd worden als een tomboy, maar niet alleen in de puberteit verzette zij zich tegen de restricties die vrouwen opgelegd kregen. Zoals we nog zullen zien protesteerde zij nog op hoge leeftijd tegen de bestaande gender-indeling. Hoe dan ook, Doerova moest zich toen al bewust zijn geweest van het feit dat haar ongewone leven velen tot de verbeelding moest spreken. Misschien is dat wel haar enige reden geweest om de pen ter hand te nemen, of, zoals ook wel gesuggereerd wordt, haar eigen dagboekaantekeningen te verzamelen.

Doerova’s werk en natuurlijk met name haar Notities is fascinerend om verschillende redenen. Haar perspectief op het huiselijke leven als ook op het militaire leven in de vroege negentiende eeuw in Rusland is op zijn minst uniek. Zij is een sterke en onafhankelijke persoonlijkheid en de gedachte om van huis weg te lopen en in het leger te gaan had al vroeg bij haar postgevat. Ze is zich er al jong van bewust dat zij als vrouw nooit van haar leven het huishouden zou willen doen of zich met vrouwelijke bezigheden zou willen inlaten. Impliciet, maar vaak ook expliciet maakt ze de vrouwen bewust van hun passieve bestaan dat altijd door de man gedomineerd wordt. Het lijkt erop dat zij voornamelijk voor vrouwelijke lezers schrijft, die zij meermaals emotioneel aanspreekt met veel uitroeptekens. Maar zij is ook een schrijfster die de lezer aan zich wil binden door middel van spanning en door fascinerende personages en incidenten neer te zetten. Hoewel zij de indruk geeft dat haar Notities de historische werkelijkheid beschrijven en niet nalaat dit diverse malen te benadrukken, laat zij ook belangrijke data weg. Doerova creëert in haar werk een werkelijkheid die ook vragen oproept. Zeker niet in de laatste plaats door het feit dat zijzelf, hoewel zij als man verkleed gaat, eigenlijk toch vrouwelijk blijft in haar omgang met gebeurtenissen die haar overkomen. Hoe dan ook, de beschrijving van haar leven, haar kijk op de rol die voor vrouwen is weggelegd en haar rol als man in het leger, die negen jaar in beslag nam, is een indrukwekkende prestatie, die eventuele onvolkomenheden wat betreft literaire kwaliteit ruimschoots compenseert.

Uit haar Notities weten we dat haar moeder geen toestemming kreeg om met haar vader te trouwen, een arme huzaar, maar dit in het geheim toch deed. Haar moeders vader heeft zijn dochter vervolgens vervloekt. Doerova wordt in 1783 geboren en is de eerste van drie dochters, later komt er nog een zoon. Haar vader is inmiddels kapitein van de cavalerie en wordt later burgemeeester van Sarapoel. Doerova’s herinneringen aan haar jeugd zijn op zijn minst opmerkelijk te noemen. Volgens haar wilde haar moeder een zoon (misschien om zo haar vader gunstig te stemmen) en was misschien daarom de relatie ronduit slecht. Doerova memoreert dat zij op haar derde door haar moeder uit een rijdende koets is gegooid, omdat deze niet meer tegen het kind kon. Vanaf dat moment ontfermen haar vader en zijn oppasser, een huzaar, zich over haar. Al snel leert zij paardrijden als een jongen en met pistool en sabel omgaan. De relatie tussen moeder en dochter blijft slecht, de moeder sluit haar op, slaat haar, en zegt voordurend dat ze heel onaantrekkelijk is. Zij wil haar dochter opvoeden als een kleine dame, terwijl die dochter op haar beurt haar alleen maar commando’s toeroept zoals ‘op de plaats rust’, en ‘mars’. Hoewel Doerova in het algemeen haar vader positief en haar moeder negatief karakteriseert, ziet ze ook dat haar moeder lijdt onder haar bestaan als vrouw en onder de vele affaires van haar vader. Al vroeg heeft zij oog voor de onvrijheid van de vrouw en de problemen die zij moet doorstaan. Haar moeder prent haar zelf ook voortdurend in dat een vrouw alleen maar baart, leeft en sterft in slavernij en dat de eeuwige onvrijheid, de zware afhankelijkheid en vernederingen van allerlei aard haar deel zijn van de wieg tot het graf. Doerova concludeert al jong dat een vrouw het ongelukkigste, onbeduidendste en meest verachtelijk wezen op aarde is. Zij neemt het besluit om zich los te maken van haar vrouw zijn, dat volgens haar onder een goddelijke vloek gebukt gaat. Het is evident dat het gedrag van beide ouders sterk heeft bijgedragen aan haar voorkeur voor een leven als man en de weigering zich met ‘vrouwelijke’ bezigheden in te laten. Toch is er een korte tijd dat ze zich wat gemakkelijker de vrouwenrol laat aanleunen, namelijk als haar moeder haar onderbrengt bij haar familie in Wit-Rusland, die haar blijkbaar goed gezind is. Na een gelukkige periode van ruim een half jaar sommeert haar moeder haar weer thuis te komen. Hun relatie verbetert iets in haar late tienerjaren.

Hoewel Doerova dit niet vermeldt in haar Notities, trouwt ze op haar achttiende met ene Vasilij Tsjernov, misschien om zich zo van het juk van haar ouders te bevrijden. Na twee jaar krijgt ze een zoon, maar in het jaar daarop verlaat zij man en kind om wederom bij haar ouders te gaan wonen.

In 1806 vlucht ze uit huis en besluit ze zich aan te sluiten bij een vlakbij gelegen cavalerieregiment onder de naam Aleksander Vasiljevitsj Sokolov, zonder haar ouders hiervan in kennis te stellen. Ondanks het feit dat ze hierdoor geen papieren kan laten zien en geen echte kozak is, wordt ze toch toegelaten tot dit kozakkenregiment. Ze heeft haar eigen paard meegenomen, kan uitstekend paardrijden en omgaan met wapens en dit heeft ongetwijfeld geholpen om als man onder mannen te bivakkeren. Ze schrijft: ‘Eindelijk ben ik vrij! Vrij! Onafhankelijk! Ik neem wat me toebehoort, mijn vrijheid: vrijheid! Kostbare hemelse gift, die iedereen onvervreembaar toebehoort!… van nu af aan tot het graf is ze mijn deel en mijn beloning!’

Ze geniet, maar moet heel erg wennen aan het harde leven van oefenen, lange veldtochten, de fysieke ontberingen en de zwaarte van het uniform. Ze put zichzelf voortdurend uit, ze probeert net als de andere officieren in het zadel te slapen, maar dat lukt haar niet. Meer dan eens moet ze haar regiment inhalen, omdat ze ergens ligt te slapen. Doordat ze eigenlijk geen geld heeft, is er weinig te eten. Honger is een voortdurend thema in beide oorlogen. Ze probeert zich zo goed mogelijk aan alle opdrachten te houden die ze krijgt, maar dat lukt zeker in het begin vaak niet. Hier staat tegenover dat overal waar ze komt, ze op sympathie kan rekenen en bijna altijd een eigen kamer krijgt. Naar eigen zeggen ziet ze er jarenlang uit als een zestienjarige jongen. Zij vermijdt in het begin het gezelschap van vrouwen, bang als ze is dat deze haar als vrouw zullen ontmaskeren. Tot haar grote ergernis huilt ze veel en bloost ze voortdurend als men tegen haar praat en is misschien daarom graag alleen met haar vertrouwde paard. Later zoekt ze wel het gezelschap van vrouwen, wordt vaak hun vertrouweling en geniet van muziek, boeken en bals. Een ooggetuige vertelt dat Doerova een dunne ‘manlijke’ verschijning was en een lange pijp rookte.

Hoe ze als vrouw te werk gaat op bivak, waar ze met andere mannen moet slapen, baden, zich verkleden, daarover spreekt ze helemaal niet. Als er geen actie is op het slagveld verveelt ze zich snel: ze drinkt niet, kaart niet en naar alle waarschijnlijkheid gaat ze gezelschap uit de weg. Het wordt nergens met zoveel woorden gezegd, maar waarschijnlijk hebben ook haar bevelhebbers al snel door dat ze een vrouw is, want het is opvallend hoe vaak haar de hand boven het hoofd wordt gehouden. Na een paar maanden verlaat ze de kozakken, die toch papieren willen zien. Ze wordt uiteindelijk gerekruteerd door de Litouwse Oelanen, waar ze onder de naam Doerov dient. Opnieuw spreekt ze haar vrouwelijke lezers aan:

Alleen meisjes van mijn leeftijd kunnen de waarde van mijn geluk begrijpen! Jullie, bij wie elke stap wordt afgemeten, die niet in staat zijn om vier meter te lopen zonder supervisie en protectie, die van de wieg tot het graf eeuwig afhankelijk zijn en onder eeuwige protectie, God weet voor wie en waarom! Jullie alleen kunnen begrijpen, […] hoe blij ik ben dat ik overal naar toe kan gaan zonder dat ik hier rekenschap van moet geven en zonder bang te zijn dat iemand me iets zal verbieden.

Doerova beschrijft haar eerste strijd in de oorlog met Pruisen als een prachtig spektakel, maar ziet ook het wilde beest in de vechtende mannen. Ze redt tweemaal een officier, maar wordt beide keren bestraft voor haar compassie en is bang dat ze wordt gedegradeerd. Ze raakt op den duur gewend aan verbrande dorpen, de dood en de gewonde soldaten: ‘Het is vreselijk om hen te zien, ze rochelen en kruipen over dit zogenaamde veld van eer! Wat kan de simpele soldaat compenseren voor de gruwel in deze omstandigheden? Dit is heel anders voor een geletterd persoon: een verheven eergevoel, heldendom, de loyaliteit aan de Tsaar, de heilige plicht voor het vaderland dwingen hem om de dood zonder angst te ontmoeten, om moedig pijn te doorstaan en rustig van het leven te scheiden.’

Na een jaar wordt ze ontdekt, omdat haar vader tsaar Aleksander I persoonlijk in talloze brieven heeft gevraagd om haar te zoeken en terug naar huis te sturen. Haar moeder is inmiddels overleden en vader wil graag door zijn oudste dochter verzorgd worden. Dit was zeker gebeurd als Aleksander I niet had ingegrepen. Doerova wordt naar Sint-Petersburg geroepen en heeft daar een privé-audiëntie met de tsaar, waarin ze hem overtuigt van haar passie en haar betrokkenheid bij het leger. Ze mag blijven dienen en krijgt de naam Aleksandrov, ook krijgt ze een kleine toelage en later een klein pensioen. Ze moet de tsaar plechtig beloven dat er nooit een smet op die naam zou komen. De rest van haar leven zou ze deze naam blijven gebruiken, ook haar eigen familie en haar zoon moesten haar zo noemen. Omdat ze een officier het leven had gered krijgt ze in hetzelfde jaar het Sint-Joriskruis. Haar wordt nu een plaats in het regiment van de Marijoepol-huzaren toegewezen. De bescherming van de tsaar heeft haar ongetwijfeld veel voordelen opgeleverd. Ze schrijft meermaals in haar Notities hoe dankbaar ze de tsaar is, dat hij het zwakke geslacht waardeert. Bijna iedereen weet nu meteen dat Aleksandrov eigenlijk een vrouw is, maar Aleksandrov is een naam die veel voorkomt. En zo gebeurt het een aantal keren dat andere officieren aan haar haar eigen verhaal vertellen, zonder te weten dat zij die Aleksandrov is: ‘Ik merkte dat er in het leger een vaag gerucht de ronde deed over mijn bestaan. Iedereen praat erover, maar niemand weet iets; iedereen denkt dat het mogelijk is, maar niemand gelooft het. […] De een beschrijft me als een schoonheid, de ander als mismaakt en een derde als een oude vrouw, een vierde als een reus met dierlijke trekken enzovoorts. Ik kon er zeker van zijn dat niemand mij ooit zou verdenken, behalve dat ene dat de aandacht van mijn kameraden trok: ik moest natuurlijk een snor hebben, maar die heb ik niet, en die zou ik natuurlijk ook nooit hebben.’ De ‘kameraden’ zijn belangrijk voor Doerova, want zij zijn de getuigen van haar militaire loopbaan.

Ze blijft niet lang bij de huzaren. Op een bepaald moment heeft ze een nieuw uniform nodig en ze krijgt hiervoor van de tsaar 500 roebel, een bedrag waar ze misschien net een jasje van kan kopen, zoals ze nogal schamper opmerkt. Om de tsaar niet met meer verzoeken om geld lastig te vallen besluit ze de huzaren te verlaten en opnieuw bij het Oelanenregiment te dienen. Hun uniformen zijn veel goedkoper. Overigens zou Doerova ook in de toekomst altijd geldproblemen hebben en toch vaker bij de tsaar moeten aankloppen. In 1812, tijdens de oorlog met Napoleon, stapt ze persoonlijk op veldmaarschalk Koetoezov af met de vraag of ze zijn persoonlijke ordonnans kan worden. Haar verzoek wordt ingewilligd. Over Napoleon heeft ze zo haar eigen gedachen: ‘tegen alle talloze aanhangers van Napoleon in durf ik te denken dat voor zo een groot genie, zoals men hem beschouwt, hij te veel overtuigd is van zijn eigen geluk en zijn eigen kunnen, te lichtzinnig, te onvoorzichtig en te onwetend. Blind geluk, samenloop van omstandigheden, de onderdrukte adel en het volk dat zich laat verleiden hebben hem op de troon geholpen; maar deze te behouden en hem waardig te benutten, dat zal hem moeilijk vallen. Door zijn keizersmantel heen kun je de artillerie-luitenant bespeuren, wiens verstand door ongekend geluk op hol is geslagen.’ Napoleon was volgens Doerova te onwetend om het grootse Rusland aan te vallen en de Russische strategie te kunnen doorzien.

In 1813 krijgt ze korte tijd verlof om naar huis te gaan, als ze weer teruggaat neemt ze haar jonge broer Vasili mee, tot verdriet van haar vader. Bij terugkeer hoort ze dat Koetoezov is overleden. Ze keert nu weer terug bij de Oelanen en laat haar broer in de zorg achter van een bevriende officier. Tegen het einde van haar Notities schrijft ze minder op, ze schrijft, zoals ze zelf zegt, eigenlijk voor haar familie, zodat die kan zien wat ze meegemaakt heeft.

Tijdens haar hele militaire dienst blijft haar vader haar bestoken met verzoeken om snel thuis te komen. In zijn brieven spreekt hij haar zowel met vrouwelijke als met manlijke persoonsvormen aan. Doerova negeert dit lang, maar vindt dat tegelijktijd heel moeilijk, hij heeft haar tenslotte ook verzorgd. Uiteindelijk geeft ze toe en verlaat ze de militaire dienst in 1816. Dit heeft ongetwijfeld ook te maken met het feit dat ze inmiddels qua rang een plafond had bereikt. Haar hele leven vond ze het jammer dat ze het militaire bestaan had opgegeven, omdat ze hiermee haar ‘echte’ identiteit verloor. De laatste regels van haar Notities laten dit eigenlijk al zien: ‘Ik verlaat de dienst vandaag. Toen ik laatst wegging zei vader tegen me “is het niet tijd om het zwaard neer te leggen? Ik ben oud, heb rust nodig en iemand die mijn zaken behartigt. Denk erover.” Zijn voorstel beangstigde me!... Ik had nooit gedacht dat ik het zwaard terzijde zou leggen, met name op mijn leeftijd; wat moest ik thuis doen? Moest ik mezelf zo vroeg veroordelen tot dit soort monotone huishoudelijke taken! Maar vader verlangt dit!... Zijn oude dag!… Ach, er is niets aan te doen. Ik moet alles vaarwel zeggen!… ook mijn glanzende zwaard, mijn goede paard, vrienden!... een gelukkig leven, oefenen, parades, cavalerieformaties, galopperen, om me heen slaan, aan alles, aan alles komt nu een einde!... Alles zal stil worden alsof het nooit geweest is, slechts onvergetelijke herinneringen zullen me vergezellen naar de wilde oevers van de Kama rivier, naar die plaatsen waar mijn jeugd bloeide, waar ik mijn ongewone plan uitdacht!! Weg geluk! roem!... gevaar!... lawaai! schittering!... mijn leven dat bruiste van activiteit!... Vaarwel!’

Over de periode van twintig jaar die nu volgt is weinig bekend. Maar in 1836 besluit Doerova dat ze haar Notities wil uitgeven. Nu wilde het toeval dat haar jongere broer, Vasili, in 1829 Poesjkin had leren kennen in de Kaukasus. Doerova wist heel goed dat haar autobiografische verhaal meteen ieders interesse zou wekken, maar het hielp natuurlijk ongelofelijk als iemand als Poesjkin dit zou uitgeven. Poesjkin schreef later dat de broer van Doerova zo mogelijk nog vreemder was dan zij: een vrouwenjager, die zich alleen maar onledig hield met het uitdenken van allerlei mogelijkheden om aan geld te komen. Via deze broer als intermediair zocht Doerova contact met Aleksandr Poesjkin. Na het werk van zijn zuster te hebben geïntroduceerd, schrijft Doerov in dezelfde brief: ‘Mijn verhaal is kort, ik ben nu getrouwd en heb nog steeds geen geld.’ Poesjkin reageerde onmiddellijk positief op het voorstel om Doerova’s notities te publiceren en antwoordde Doerov: ‘Gefeliciteerd met uw nieuwe huwelijkse staat, het spijt me te horen dat van de 100.000 manieren om 100.000 roebel tekrijgen er nog niet een gelukt is’. Poesjkin startte toen net het literaire tijdschrift Sovremennik (‘De Tijdgenoot’) op en voorzag waarschijnlijk al de publieke interesse, die zijn nieuwe tijdschrift natuurlijk goed kon gebruiken.

Doerova bezocht de dichter in mei 1836. Poesjkin is vooral geïntrigeerd door haar persoonlijkheid, al weet hij niet goed, net als iedereen trouwens, of hij zijn gast als man of als vrouw moet aanspreken. Doerova zelf sprak altijd in de manlijke vorm over zichzelf en had geen geduld voor de plichtplegingen en hoffelijkheden die vrouwen ten deel vielen. Met een voor haar ongebruikelijke, want vrouwelijke, bescheidenheid zei ze dat ze niet pretendeerde een echte schrijver te zijn. Dit was niet helemaal waar, want ze hoopte toch ook op een nieuwe carrière als schrijver. In ieder geval stond zij Poesjkin toe om alles te doen met haar Notities wat hij nodig achtte. Er waren nogal wat onenigheden over de titel. Doerova wilde het werk publiceren onder de titel ‘De eigen aantekeningen van een Russische amazone, bekend onder de naam Aleksandrov’. Poesjkin stelde ‘Notities van N.A. Doerova’ voor, maar Doerova wees haar eigen naam af, ze heette tenslotte Aleksandrov. Het hele proces ging Doerova veel te langzaam. In een aantal brieven laat ze haar ergenis blijken dat haar werk nog steeds niet is uitgegeven. Maar Poesjkin wijst haar erop dat zij veel te ongeduldig is en dat het redigeren en uitgeven van een tijdschrift tijd kost. Uiteindelijk verzekert hij haar ervan dat hij alles in het werk stelt om haar werk op tijd uit te geven.


Een deel van de Notities wordt uiteindelijk in 1836 in het tweede nummer van de Sovremennik geplaatst. De correcties die Poesjkin had aangebracht had hij niet met Doerova gedeeld, zij was daar terecht erg gepikeerd over. Het volgende laat zien hoe hij het werk aanprees en met zijn inleiding de interesse van het publiek wilde wekken: ‘Wat voor redenen dwongen een jong meisje van gegoede komaf om het ouderlijk huis te verlaten, zich los te maken van haar geslacht en moeilijkheden en verplichtingen op zich te nemen, die zelfs mannen afschrikken en te verschijnen op een slagveld – en wat voor een? De oorlog met Napoleon! Wat bezielde haar? Verborgen leed binnen het gezin? Een overspannen verbeelding? Een aangeboren en ontembare neiging? De liefde?... Dit zijn vragen, die nu in vergetelheid geraakt zijn, maar die de toenmalige maatschappij enorm bezighielden.’

De huzaar-dichter Denis Davydov schreef Poesjkin naar aanleiding van de net uitgegeven Notities, hij wees hem op een paar onjuistheden en vervolgde: “Ik kende Doerova, omdat ik met haar diende in de achterhoede tijdens onze terugtrekking van Neman naar Borodino. Het regiment waar zij diende was altijd in de achterhoede samen met ons Achtyrski-huzarenregiment. Ik herinner me dat er toen over gesproken werd dat Aleksandrov een vrouw was, maar dat was niet moeilijk. Zij was erg teruggetrokken en ontliep gezelschap zodra dit maar even mogelijk was op bivak. [...] Een keer wilden we wat melk drinken in een hut. Daar troffen we een jonge Oelan-officier, die, zodra hij ons zag, opstond, groette, zijn kepie pakte en wegging. Volkov zei, dat is Aleksandrov, die, zeggen ze, een vrouw is. Ik vloog naar het bordes, maar hij was al ver weg gereden. Later zag ik haar aan het front, maar veel heb ik me toen niet met haar bezig gehouden, er was geen tijd om helder te krijgen of ze nu manlijk of vrouwelijk was.’

Na de publicatie krijgt Doerova veel positieve reacties, onder andere ook van de bekende criticus Belinski. Tot het uitgeven van het andere deel kwam het niet. Pletnjev, een vriend van Poesjkin, zei Doerova dat hij daar geen tijd meer voor had. Iets later, na de dood van Poesjkin, gaf Doerova in eigen beheer het gehele werk uit, via haar neef Ivan Boetovski, die zelf veel over militaire aangelegenheden schreef. Ze wilde nu dat er niets in de tekst veranderd werd, ‘al het goede en al het slechte is van mij’. De titel was nu ‘Het cavalerie-meisje (een gebeurtenis in Rusland)’. Doerova publiceerde de volgende jaren nog een aantal verhalen in andere tijdschriften. Maar een echte carrière als professioneel schrijfster, waarop ze gehoopt had, komt niet van de grond. In het begin wordt ze in de salons van Sint Petersburg ontvangen als een interessant curiosum, maar al snel is het publiek op haar uitgekeken. Hierna gaat ze eigenlijk voor de tweede keer met pensioen en leidt een teruggetrokken leven in Jelaboega en Sarapoel, waar ze ooit opgroeide.

Nog één keer laat ze van zich horen, in 1860, net voor de bevrijding van de lijfeigenen, ze is dan negenenzeventig jaar. In een pamflet roept ze met dezelfde bezieling als vroeger op om de vrouw te bevrijden, want de tijd is daar: ‘In onze tijd verveelt de vrouw zich, ze kan geen bezigheid voor zichzelf vinden, zij wordt uitgeput door dit nietsdoen, zo’n vrouw is meer dan ooit misplaatst. Nu, meer dan ooit, heeft de Russische maatschappij actieve en werkende vrouwen nodig.’ Doerova sterft op drieëntachtigjarige leeftijd en krijgt een militaire begrafenis in Jelabuga. In 1901 wordt een monument met een inscriptie op haar graf geplaatst:

Nadjezjda Andrejevna Doerova, op bevel van Tsaar Aleksander – vaandrig Aleksandrov, ridder van de militaire orde. Gedreven door liefde voor haar vaderland, voegde zij zich bij de gelederen van het Litouwse Oelanregiment. Zij redde een officier het leven en werd beloond met het Sint-Joriskruis. Zij diende tien jaar in het regiment, werd gepromoveerd tot vaandrig en bereikte de rang van kapitein bij de cavalerie. Ze werd geboren in 1783, overleed in 1866. Zij ruste in vrede! Moge haar heldhaftigheid eeuwig dienen als voorbeeld voor het nageslacht!


Haar voorbeeld werd voor zover bekend niet nagevolgd, vanaf 1810 werden alle rekruten onderworpen aan een lichamelijk onderzoek. Dit was overal in Europa het geval. Behalve Doerova waren er meer vrouwen of meisjes die als man verkleed in het leger dienden en vaker nog bij de marine. Ons bekende kinderliedje ‘Daar was laatst een meisje loos’ is hier een voorbeeld van. Er zijn ook gevallen bekend dat meisjes soms gesteund werden door een vorst, die blij was dat ook een vrouw voor de patriottische zaak streed. Maar geen van hen hen hebben een werk nagelaten zoals Doerova.

Tot de dag van vandaag blijft Notities fascineren door zijn unieke inhoud: de bizarre jeugdherinneringen, de voortdurende travestie, de oorlogsomstandigheden en het vervullen van taken onder gevaarlijke omstandigheden door een vrouw. Bovendien is Doerova een van de eerste vrouwen die gevoelig waren voor de grote genderverschillen in hun tijd en door hun voorbeeld andere vrouwen opriepen zich los te maken en zich vrij te voelen om te doen wat ze willen. Voor haar persoonlijk betekende vrijheid zichzelf opnieuw uitvinden, niet naar het beeld van haar moeder maar naar dat van haar vader.




<

TSL 80

>