In memoriam Jeanne van der Eng-Liedmeier



Begin dit jaar overleed Jeanne van der Eng-Liedmeier, precies op de dag dat ze 102 werd. Generaties slavisten herinneren zich haar als een bevlogen docente, die in het laatste jaar van het kandidaats – de tegenwoordige bachelor – sprankelende colleges gaf over de Russische literatuur van de twintigste eeuw. Jeanne had het lesgeven geleerd als lerares klassieke talen op een lyceum, maar haar echte belangstelling gold niet het Grieks en Latijn, maar het Russisch. Nog tijdens haar studie oude talen studeerde ze, ruim voor de Tweede Wereldoorlog, als bijvak Russisch, en wel bij professor Bruno Becker, een Russische emigrant die een groot kenner was van de zestiende-eeuwse Nederlandse dichter en theoloog Dirck Volckertszoon Coornhert. In 1930 had Becker aan de Universiteit van Amsterdam een aanstelling gekregen als bijzonder hoogleraar Oost-Europese geschiedenis; naast de geschiedenis nam hij ook de Russische taal- en letterkunde voor zijn rekening, waar talloze slavisten van hebben geprofiteerd. Bijna alle Nederlandse hoogleraren slavistiek die in de jaren vijftig en zestig aan universiteiten zijn benoemd, onder wie Karel van het Reve, Jan Bezemer, Jan van der Eng, Carl Ebeling en Tom Eekman zijn door hem gevormd. Ook Jeanne bezweek voor Becker, die, ook voor bijvakstudenten, uitermate veeleisend was, maar, en misschien wel juist daarom, een flinke groep geïnteresseerden om zich heen verzamelde.

Gedurende de oorlogsjaren gaf Jeanne bijlessen op een school waar haar zuster lerares en later rectrix was. Ze bleef ook de colleges van Becker volgen, waarbij ze onder anderen Etty Hillesum ontmoette, met wie ze goed bevriend raakte. Haar lot, en ook dat van andere Joodse vriendinnen die het slachtoffer zijn geworden van de holocaust, heeft ze zich zeer aangetrokken en het deed haar beseffen dat zij, die de oorlog wel had overleefd, iets van het leven moest maken en daar voluit aan moest deelnemen.

Dat bracht ze kort na de oorlog in de praktijk. Tijdens de colleges van Becker ontmoette ze Jan van der Eng die, gebiologeerd door Dostojevski, Russisch als hoofdvak studeerde. Jeanne besloot het zelfde te doen, behaalde na enkele jaren haar doctoraalexamen en besloot vervolgens een dissertatie te schrijven over de manier waarop de personages worden beschreven in het Sovjetproza vanaf de Revolutie tot aan de dood van Stalin in 1953. Onderzoek ervoor deed ze onder meer in Parijs, waar ze, samen met Jan van der Eng, met wie ze inmiddels was getrouwd, een half jaar verbleef. Dat proefschrift, verdedigd in 1959, – Jan van der Eng was twee jaar eerder gepromoveerd – is opmerkelijk aangezien Jeanne, oprecht religieus en van katholieke huize, een massa literatuur moest doorworstelen waarin de religie geen enkele rol speelt en die bovendien, artistiek gezien, niet direct tot de top van de wereldliteratuur behoort. Wie naast het standaardwerk over de Sovjetliteratuur van Gleb Struve, Soviet Russian Literature 1917-1950 (1951), wat meer wil weten over bijvoorbeeld Fjodor Gladkov, Konstantin Fedin of de toneelschrijver en vijfvoudige winnaar van de Stalinprijs voor literatuur Aleksander Kornejtsjoek, zal in Jeanne’s dissertatie veel interessants tegenkomen. Pas later ontdekte ze de in de Stalintijd volledig weggedrukte en in de jaren vijftig ook in het Westen nauwelijks bekende grote Russische dichters als Anna Achmatova en Osip Mandelstam. Over hen heeft ze fraaie essays geschreven die onder meer zijn gepubliceerd in het door Jan van der Eng in 1971 opgerichte tijdschrift Russian Literature. Aan dit tijdschrift hebben ook Russische slavisten, die hun werk over deze dichters vanwege de censuur niet kwijt konden in hun eigen land, vele bijdragen geleverd. De persoonlijke kennismaking van de Van der Engs in Moskou met de weduwe van Mandelstam, Nadezjda, was voor Jeanne heel bijzonder: ze werd daar met een totaal andere, en haar duidelijk veel nader aan het hart liggende wereld geconfronteerd dan de wereld die ze tegenkwam in de officiële Sovjetliteratuur.

Jeanne en Jan van der Eng werkten eerst in Utrecht, later, nadat Jan van der Eng in Amsterdam tot hoogleraar Slavische letterkunde was benoemd (1965) in Amsterdam. Als student bewonderde ik Jeanne vanwege haar uitmuntende, zorgvuldig voorbereide en met groot enthousiasme gegeven colleges. Als wetenschappelijk medewerker aan wat vroeger het Slavisch Seminarium van de Universiteit van Amsterdam heette maakte ik haar mee als een bijzondere collega, die zich nooit op de voorgrond plaatste en haar taken uiterst zorgvuldig uitvoerde. Bij mijn weten heeft ze zich nooit ziek gemeld en onenigheid, over wat dan ook, hebben we nooit gehad. Het was heel moeilijk voor haar toen Jan, nadat ze, vrij snel na zijn pensioen uit Amsterdam verhuisd waren naar Bilthoven, achteruitging. Zelf bleef ze tot op zeer hoge leeftijd geestelijk alert en geïnteresseerd in alles wat met de slavistiek te maken had. Ook TSL heeft ze altijd van harte, ook financieel, ondersteund.

Jeanne heeft haar echtgenoot, die in 2001 is overleden en samen met wie ze bijna dertig jaar haar stempel heeft gedrukt op de Amsterdamse slavistiek, zestien jaar overleefd. Ik zal me haar herinneren als een bijzondere vrouw, die een unieke bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse slavistiek.

Willem Weststeijn

Ik heb voor dit in memoriam dankbaar gebruikgemaakt van het interview dat Nadja Louwerse had met Jeanne van der Eng en dat is gepubliceerd in TSL 50 (september 2008).




TSL 76

>