<       TSL 71 – REDACTIONEEL       >


tsl71vk

De tijd vliegt, het is alweer negentien jaar geleden dat TSL een Tsjechisch nummer had, namelijk nummer 21 (september 1996), en dan nog slechts voor iets meer dan de helft gevuld met bijdragen over de Tsjechische literatuur. Nu presenteren we ons tweede Tsjechische nummer, thans geheel gevuld met ‘Tsjechisch’. In 1996 was de gedachte erachter: wat heeft de Tsjechische literatuur sinds de Fluwelen Revolutie aan nieuwe auteurs opgeleverd (Ajvaz, Hodrová, Topol, Placák). Nu was de leidende gedachte: wie van hen heeft standgehouden, wie is er nieuw bij gekomen en van wie hebben we afscheid moeten nemen. Edgar de Bruin opent met een stuk over het succes van de Tsjechische literatuur extra muros en het belang van subsidiëringen hierbij.
De verbindende schakel tussen beide nummers van TSL is Jáchym Topol, opnieuw gepresenteerd door Edgar de Bruin, maar nu met een fragment van zijn werk dat nog niet eens in het Tsjechisch is voltooid. Daarnaast vertaalde hij experimenteel werk van Emil Hakl, die op zoek is naar nieuwe vormen en moderne communicatiemiddelen die hij in zijn proza verwerkt. Edgar besluit zijn vertaalbijdrage met werk van Jaroslav Rudiš, die in die zin vernieuwend is, omdat hij thema’s verwerkt uit de Tsjechisch-Duitse grensstreek, maar hier zien we vooral de inspiratie door popmuziek.
Nieuwe gezichten voor TSL zijn de jonge auteurs Filip Topol (Jáchyms jongere broer, schrijver, musicus en alcoholist, in 2013 – 48 jaar oud – overleden), Marek Šindelka en Petra Soukupová, die ook door de jongste generatie vertalers worden gebracht: Sjoerd van der Noord en Annette Manni. Ook de rising star Kateřina Tučková behoort hiertoe met haar vuistdikke roman over de vervolging van ‘hekserij’ (lees: alternatieve geneeswijzen) onder het communisme. Een fragment van haar werk werd door Kees Mercks vertaald.
Aan de klassieken is aandacht besteed in de vorm van Ludvík Vaculík, die in juni overleed. Magda de Bruin-Hüblová werpt licht op zijn relatie tot Nederland. Verder presenteren we de grote Tsjechische dichter uit Brno, Jan Skácel. Hij maakte de Fluwelen Revolutie net niet meer mee (hij is in 1989 overleden). Enkele gedichten van hem werden vertaald door Jana Beranová, die pleit voor een overzichtsbundel van zijn poëzie. Tot slot wijdt Magda van Duijkeren-Hrabová een uitvoerig artikel aan een ‘roman’ over de merkwaardige exil-dichter Ivan Blatný (overleden in 1990 in Engeland in een psychiatrische kliniek), die onder andere geïnspireerd werd door de blues. De vertaling van de gedichten in haar artikel zijn van Kees Mercks. Zo werd een mix gemaakt van oud en nieuw, proza en poëzie, in de Tsjechische literatuur.

September 2015
Omslagfoto: Charlie Citron

<       TSL 72       >