Willem G. Weststeijn



Augustus veertien van Solzjenitsyn1



solz
Aleksander Solzjenitsyn

Zo’n veertig jaar geleden, in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw, was Aleksander Solzjenitsyn (1918-2008) met afstand ’s werelds bekendste schrijver. Hij had die bekendheid te danken aan een reeks indrukwekkende boeken, zoals Eén dag van Ivan Denisovitsj en In de eerste cirkel, waarin voor het eerst een beschrijving werd gegeven van het leven in de strafkampen van Stalin, maar misschien nog wel meer aan zijn heroïsche, steeds feller wordende strijd tegen de Sovjetautoriteiten. Er ging haast geen dag voorbij dat de wereldpers, in ruime mate aanwezig in Moskou, niet berichtte over maatregelen die het regiem nam om Solzjenitsyn het zwijgen op te leggen en zijn hardnekkige, uitdagende verweer daartegen. Juist ten gevolge van Solzjenitsyns wereldwijde bekendheid – in 1970 was hem de Nobelprijs toegekend – was het voor het Sovjetbewind niet goed mogelijk hem aan te pakken zoals het dat met andere dissidenten deed en hen te straffen met verbanning naar Siberië, strafkamp of gedwongen verblijf in een psychiatrische kliniek. Uiteindelijk bedacht men een ‘betere’ oplossing om zich te ontdoen van deze luis in de pels: verbanning naar het Westen. Op een morgen in februari 1974 werd Solzjenitsyn gearresteerd en de volgende dag op een vliegtuig naar Duitsland gezet, waar Heinrich Böll zich in eerste instantie over hem ontfermde.

Eén dag van Ivan Denisovitsj had, na toestemming van Chroesjtsjov, die het boek wel kon gebruiken in zijn strijd met de stalinisten in de partijleiding, officieel in de Sovjet-Unie kunnen verschijnen. Het maakte echter zo veel ophef – voor vele miljoenen, slachtoffers die het hadden overleefd zowel als nabestaanden van wie er waren omgekomen, waren de kampen een nog geheel onverwerkt trauma – dat de autoriteiten terugschrokken voor het verder gedogen van publicaties over dit heikele onderwerp. Nieuw werk van Solzjenitsyn werd door de censuur verboden en kon alleen in de samizdat, de ondergrondse pers, verschijnen. Solzjenitsyn, die zich gesteund wist door talloze lezers in zijn land en ook veel succes had in het Westen, waar zijn nieuwe romans als In de eerste cirkel en Kankerpaviljoen wel werden gepubliceerd, liet het er niet bij zitten en protesteerde heftig. Dat werd, zij het knarsetandend, door de autoriteiten toegelaten. De publicatie in het Westen van De Goelag Archipel, Solzjenitsyns volumineuze geschiedenis van de Stalin-kampen en in feite een absolute denunciatie van het communistische systeem, was het bewind echter te veel en vormde de directe aanleiding voor Solzjenitsyns verwijdering uit zijn land.

Een van de boeken die Solzjenitsyn nog voor zijn verbanning publiceerde – vanzelfsprekend alleen in het Westen – was de historische roman Augustus veertien. De Russische editie verscheen in 1971 bij zijn westerse ‘huisuitgeverij’, de YMCA Press in Parijs, de Nederlandse vertaling van D.P. Peet niet lang daarna bij De Boekerij in Baarn. Het voornaamste onderwerp van de roman is het begin van de Eerste Wereldoorlog, in het bijzonder de rampzalig verlopen opmars van het Russische leger onder generaal Samsonov in Oost-Pruisen en de nederlaag in de slag bij Tannenberg. Meer dan vijfhonderd jaar daarvoor, in 1410, hadden de Russen in hetzelfde gebied de Duitse Orde verslagen, nu dolven ze op hun beurt het onderspit.

Met Augustus veertien verwezenlijkte Solzjenitsyn een langgekoesterde droom. Al als beginnend student had hij het plan opgevat een groots historisch epos te schrijven, in de geest van Tolstojs Oorlog en vrede, over de Russische revolutie. Hij besefte dat het niet goed mogelijk was recht te doen aan de revolutie zonder de Eerste Wereldoorlog daarbij te betrekken, en besloot zich te richten op een veldslag die naar zijn mening bepalend was voor het verloop van die oorlog. Hij deed uitvoerig historisch onderzoek en schreef vervolgens een aantal hoofdstukken van zijn roman, die hij de voorlopige titel R-17 meegaf en waarin hij een hoofdpersoon introduceerde die zich, conform zijn toenmalige ideeën, tot een ideale communist moest ontwikkelen.

Het lot had iets anders voor hem in petto. In de Tweede Wereldoorlog werd hij opgeroepen voor het leger, en werd tegen het einde daarvan in Oost-Pruisen – precies het gebied waar hij zijn roman had gesitueerd – door de NKVD gearresteerd. Er waren brieven van hem gevonden waarin hij zich negatief over Stalin had uitgelaten: een doodzonde die niet werd getolereerd. Solzjenitsyn kwam er nog betrekkelijk genadig vanaf: acht jaar strafkamp, waarvan hij er drie heeft doorgebracht in een sjarasjka, een speciaal kamp voor geleerden en intellectuelen, en vijf in een strafkamp met streng regiem. In 1953 was zijn straftijd om en werd hij ‘voor eeuwig verbannen’ naar een dorp in Kazachstan. Drie jaar later, bij de amnestie als gevolg van Chroesjtsjovs destalinisatiepolitiek, werd ook Solzjenitsyns vonnis herzien en mocht hij terugkeren naar Europees Rusland.

Van Solzjenitsyns communistische idealen en geloof in het marxisme-leninisme was weinig meer over na zijn straftijd en verbanning. Hij vestigde zich in de provinciestad Rjazan, zo’n tweehonderd kilometer ten zuiden van Moskou, en ging het als zijn taak zien de wereld in kennis te stellen van wat hij had meegemaakt in de kampen. Als literaire vorm daarvoor koos hij de roman: fictie, maar wel sterk gebaseerd op eigen ervaring. Het succes was overweldigend: juist de romanvorm maakte het de lezer mogelijk zich te identificeren met de hoofdpersonen en heel direct met hen mee te leven. Ook Solzjenitsyns geschiedenis van de communistische strafkampen, De Goelag Archipel, is niet zuiver ‘objectieve’ geschiedenis, maar doortrokken van allerlei romanachtige elementen.

Het schrijven van zijn autobiografische romans belette Solzjenitsyn niet verder na te denken over en te werken aan wat hij als zijn eigenlijke levenswerk beschouwde: het historische epos over de Russische Revolutie. Hij plande dat epos als een reeks romans, waarvan elk zich zou concentreren op een wat hij noemde ‘knooppunt’, een korte periode van niet meer dan twee of drie weken, waarin een belangrijke gebeurtenis plaatsvond, die dan zeer uitvoerig beschreven zou worden. Over het eerste knooppunt, de Russische veldtocht in Oost-Pruisen en de slag bij Tannenberg, dat zijn beslag kreeg in Augustus veertien, meldde hij in een interview het volgende:


Ik kon niet de hele Eerste Wereldoorlog beschrijven, ook al is de geschiedenis van die oorlog nog nooit geschreven in ons land, dus besloot ik één enkele gebeurtenis te nemen – een veldslag – en daardoor de hele oorlog te laten zien. Ik had hier al voor gekozen in 1937, toen ik pas negentien was… En het is opmerkelijk dat ik, toen ik vele jaren later, in 1969, naar dit onderwerp terugkeerde, een aantal van de vroeger geschreven hoofdstukken compositorisch nog goed kon gebruiken, hoewel ze natuurlijk wel bewerkt moesten worden.


Augustus veertien was Solzjenitsyns eerste werk waarin hij niet over zijn eigen tijd schreef, maar toch kon hij ook hierin min of meer zijn eigen ervaringen verwoorden. Hij had tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Russische leger als artillerieofficier gediend, had het door zijn moed en getoonde leiderschap tot kapitein gebracht en was met het leger opgetrokken richting Berlijn, tot zijn arrestatie in de buurt van Koningsbergen een voortijdig einde maakte aan zijn militaire carrière. De wapens waren geavanceerder in de Tweede Wereldoorlog, maar strategie en tactiek verschilden niet zo veel van die in de Eerste, en het landschap, de streek van de Mazurische meren in het huidige Polen, was natuurlijk hetzelfde. Een groot schrijver hoeft niet alles wat hij beschrijft zelf meegemaakt te hebben, maar je voelt als lezer van Augustus veertien in de concrete, plastische beschrijvingen van het oorlogsgeweld Solzjenitsyns persoonlijke betrokkenheid. De veldslagscènes in Oorlog en vrede zouden ook minder tot de verbeelding spreken als Tolstoj niet zelf, in de Krimoorlog en de Kaukasus, onder de wapenen was geweest.

Als roman die, net als Oorlog en vrede, persoonlijk leven en geschiedenis met elkaar wil verbinden, hinkt Augustus veertien enigszins op twee gedachten. Terwijl Tolstoj een flinke tijdsperiode beschrijft, zodat hij zijn fictionele personages kan laten groeien, avonturen laten beleven en ook psychologisch kan laten ontwikkelen, kiest Solzjenitsyn, net als Dostojevski in zijn romans, voor een zeer beperkte periode waarin alle gebeurtenissen zich afspelen. In zo’n beperkte periode verandert er meestal niet zo veel, in elk geval niet op psychologisch gebied. Omdat Solzjenitsyn ook sterker dan Tolstoj de nadruk legt op het historische – een belangrijk doel dat hij zich stelde met zijn epos was de Russische lezer een nieuwe, alternatieve kijk te geven op de geschiedenis van zijn land – komt de beschrijving van het familieleven in Augustus veertien er nogal bekaaid af. In de eerste zeventig pagina’s wordt een aantal fictionele personages opgevoerd en hun achtergrond en geschiedenis geschetst, maar in de rest van de roman komen die personages nauwelijks meer ter sprake. Dat geldt zelfs voor de hoofdpersoon van het ‘vredegedeelte’, Isaaki (Sanja) Lazjenitsyn. In dit personage heeft Solzjenitsyn zijn vader beschreven, die hij nooit heeft gekend – nog voor Solzjenitsyns geboorte kwam hij om tijdens de jacht – en die in de Eerste Wereldoorlog onder Samsonov had gediend. Solzjenitsyn laat Lazjenitsyn in het leger gaan, en hij zou hem dus ook heel goed een prominente rol hebben kunnen geven in het ‘oorlogsdeel’ van de roman. Maar een fictioneel personage is voor Solzjenitsyn duidelijk te weinig historisch. Als romanschrijver kruipt hij liever in de huid van een belangrijk personage dat werkelijk heeft bestaan en de geschiedenis mede heeft gevormd. De Russische generaals en in het bijzonder de opperbevelhebber, generaal Samsonov, zijn zulke personages.


Hij wèrd geleid, gereden. Zijn lichaam bewoog hij niet zelf voort. Zelf zat hij slechts te peinzen. De lagen van zijn hart waren definitief ingestort, het stof was weer neergezegen; de bui was losgebroken en de lucht gezuiverd: alle vage onbepaalde marsbewegingen waren ten einde. En helder stond de wereld van nu en van alle voorbije jaren thans voor zijn geest.


Samsonov, de ‘hij’ in deze passage, wordt van binnenuit beschreven, waarbij Solzjenitsyn zich opstelt als een alwetende verteller. Die alwetende verteller laat Samsonov zijn nederlaag beseffen, en hem de uiterste consequentie daarvan trekken: zelfmoord. Ook vlak voor de zelfmoord ‘kent’ de verteller Samsonovs gedachten:


Al lichter en lichter werd het hem te moede. Hij had een lange militaire loopbaan achter de rug, hij had vaak genoeg gevaren en dood getrotseerd, was binnen het bereik van die dood gekomen en was daartoe bereid geweest… en nooit had hij geweten dat het zó eenvoudig was, dat het zo’n verlichting was.

Grote delen van Augustus veertien zijn op deze manier geschreven en maken het boek duidelijk tot een roman. Als tegenwicht tegen de fictionele personages, die nu eenmaal onvermijdelijk met de romanvorm verbonden zijn, richt Solzjenitsyn zich bij voorkeur op de historische, maar gebruikt hij, om het historische aspect nog te versterken, ook een reeks andere procedés. Een daarvan is het van John Dos Passos – Solzjenitsyn las diens roman 1919 in de gevangenis kort na zijn arrestatie aan het einde van de oorlog – afgekeken idee de roman te larderen, vaak aan het begin van een hoofdstuk, met een montage van historische tekstfragmenten: krantenkoppen, advertenties, officiële verklaringen van de generale staf. Soms ook last hij ‘filmdoeken’ in, aanduidingen en korte beschrijvingen die de indruk moeten wekken dat je naar een film zit te kijken, soms zijn er zuiver historische fragmenten, waarin het gaat om objectief vertelde geschiedenis, die min of meer los staat van het verhaal van de romanpersonages en een vogelvluchtperspectief op de gebeurtenissen biedt.

Deze wat ouderwetse – want overgenomen van het proza van de jaren twintig van de vorige eeuw – procedés doen de roman geen goed; ze maken een nogal kunstmatige indruk en zijn niet echt geïntegreerd in het romanverhaal, waarin Solzjenitsyn een traditionele alwetende vertellerstrategie toepast, zoals hij dat ook deed in zijn autobiografische romans. De reacties waren dan ook gemengd toen Augustus veertien verscheen. Een mooi boek, zeker, maar toch minder pakkend en aangrijpend dan zijn eerdere romans. En voor (de meesten van) zijn Russische lezers kwam er nog een negatief punt bij: het gewilde taalgebruik vol neologismen en anachronismen, waarmee Solzjenitsyn de Russische literaire taal bewust probeerde te vernieuwen, weg te voeren van de Sovjettaal en dichter bij het Kerkslavisch en Oudrussisch te brengen. De minder positieve of zelfs negatieve reacties van vroegere bewonderaars en medestanders waren pijnlijk voor Solzjenitsyn, want hij was van mening dat hij in Augustus veertien meer van zichzelf had gegeven dan in zijn eerdere werk. Hij troostte zich met de gedachte dat hij dan wel een deel van zijn tijdgenoten als lezers kwijtraakte, maar dat het nageslacht hem zeker op zijn waarde zou weten te schatten.


Augustus veertien is geen Oorlog en vrede. Solzjenitsyns schrijversinstinct is minder dan dat van Tolstoj, misschien omdat hij nog meer overtuigd was van zichzelf, zijn roeping en zijn eigen gelijk dan zijn beroemde voorganger. In Tolstojs beste werk is het leven sterker dan de leer en wint de schrijver het van de moralist; bij Solzjenitsyn blijft de eigen mening altijd duidelijk aanwezig. In zijn autobiografische romans en De Goelag Archipel bestaat die in een fervent antistalinisme, in Augustus veertien ligt het ingewikkelder. De regerende klasse, inclusief de tsaar en het hof, wordt uitsluitend in negatieve termen beschreven. Dat de veldtocht van het Russische leger op een mislukking uitloopt is de schuld van de corrupte en totaal onbekwame hogere kringen. Maar ook de sociaal-democraten, die een defaitistische houding hebben ten opzichte van de oorlog, moeten het ontgelden. Een positief beeld daarentegen krijgen we van generaal Samsonov, onder wiens leiding het Russische leger weliswaar het onderspit delft, maar die toch een echte patriot is.

Ondanks de aanmerkingen die je kunt hebben op Solzjenitsyns woordgebruik, sommige niet echt passende literaire procedés en zijn eenzijdige standpuntbepaling is Augustus veertien toch een indrukwekkende roman. De manier waarop hij het ronddolende Russische leger beschrijft, waarvan de eenheden op de zandwegen tussen de talloze Mazurische meren de weg kwijtraken, het onderlinge contact verliezen en vervolgens door de Duitsers in de val worden gelokt, leidt tot indrukwekkende, meeslepende oorlogstaferelen die tot de beste behoren wat de literatuur op dit gebied heeft opgeleverd. Bepaalde scènes, zoals die waarin de auto van generaal François, commandant van het Duitse 1ste legercorps in Oost-Pruisen, wordt beschoten, zodat de inzittenden de auto ijlings verlaten en zich in de struiken verbergen, of de toevallige ontmoeting tussen diezelfde generaal en kolonel Vorotyntsev, een van de helden van Augustus veertien, worden heel concreet en levendig voor ogen gesteld. Solzjenitsyns inlevingsvermogen in zijn historische personages levert veel beschrijvingen op vanuit het standpunt van die personages. Voor een historicus zijn die minder geslaagd – hoe kan Solzjenitsyn de gedachten en gevoelens van iemand kennen die al lang dood is? – maar voor de lezer van een roman zijn ze geheel aanvaardbaar. Juist door de beschrijving van binnenuit krijgen we een overtuigend beeld van generaal Samsonov. Zijn zelfmoord na de nederlaag waarvoor hij de schuld op zich neemt is niet louter een historisch feit, maar een diep menselijke tragedie.

Augustus veertien is de eerste van een reeks ‘knooppuntromans’ waaraan Solzjenitsyn de algemene titel Het rode wiel heeft gegeven. Hij heeft er, zoals gezegd, in de Sovjet-Unie uitvoerig historisch onderzoek voor gedaan. Toen hij eenmaal in het Westen was en hij zich in Amerika had gevestigd, bleken er nog veel meer bronnen te zijn die hij voor zijn roman en ook voor de volgende delen kon gebruiken. In 1983 verscheen een aangevulde en bewerkte uitgave van Augustus veertien, die bijna twee keer zo omvangrijk was als de eerste uitgave en meer dan duizend bladzijden telde. Solzjenitsyns ster was toen echter al flink gedaald, en deze herziene uitgave is bijna nergens vertaald, ook niet in Nederland. Hetzelfde geldt voor de volgende delen in de serie die Solzjenitsyns heeft voltooid, Oktober zestien (1984, ca. 1200 blz.), Maart zeventien (1986, ca. 3000 blz.) en April zeventien (1991, ca. 1200 blz.). Aan het slot van het laatste deel gaf Solzjenitsyn aan dat hij nog meer delen had voorzien en schetste hij ook de korte inhoud van die delen, maar meldde hij dat hij zijn levenswerk voltooid achtte en voldoende had gedaan om duidelijk te maken hoe de Russische Revolutie was ontstaan. Dat zal niemand hem betwisten, maar het is heel jammer dat van zijn unieke historische epos slechts een klein gedeelte in vertaling beschikbaar is. Deze grote schrijver, die ten onrechte tijdelijk uit de literatuur verdwenen lijkt te zijn, verdient beter.




Het artikel is, in enigszins gewijzigde vorm, eerder gepubliceerd in Armada 52, oktober 2008..
 


TSL 69