<       TSL 60 – REDACTIONEEL       >


tsl60vk

Dit hele nummer is gewijd aan schrijfsters en dichteressen uit de Slavische literaturen. We beginnen in de negentiende eeuw in Tsjechië, waar de begenadigde Božena Němcová de roman Babička (Grootmoeder) schreef, nog steeds een van de beste romans in de Tsjechische literatuur. Kees Mercks is met een vertaling bezig. Een wat jongere tijdgenote van Němcová is Karolina Světlá, die eveneens een grotere internationale bekendheid verdient.

De Russische literatuur is, sinds de twintigste eeuw, rijk aan vrouwelijke auteurs. We richten in dit nummer de aandacht op twee schrijfsters die nog nauwelijks zijn doorgedrongen tot het Nederlandse publiek, Nadezjda Teffi en Ljoedmila Petroesjevskaja, en een jonge dichteres, Polina Barskova. Teffi was een populaire schrijfster van verhalen in de Russische emigrantenwereld na de revolutie (Parijs), Petroesjevskaja is vooral na de perestrojka bekend geworden. Polina Barskova is een van de meest spraakmakende Russische dichteressen van de eenentwintigste eeuw.

Spraakmakend is zeker ook de Servische toneelschrijfster Biljana Srbljanović, die in haar maatschappijkritische stukken geen blad voor de mond neemt en al heel wat internationale prijzen in de wacht heeft gesleept. Twee Sloveense dichteressen, Alja Adam en Meta Kušar, maakten deel uit van een groep Sloveense dichters die afgelopen zomer in het Amsterdamse Perdu zijn opgetreden.

We besluiten het nummer met een uitvoerig stuk over Anna Croiset van der Kop (1859-1914), die ijverde voor het instellen van een leerstoel slavistiek aan de Universiteit van Leiden, zelf als briljant onderzoekster (Nederlands eerste echte slaviste) ook het meest in aanmerking kwam die te zullen bekleden, maar uiteindelijk toch werd gepasseerd.

December 2011

 

 

 

<       TSL 60       >