Jenny Stelleman en Thomas Keijser



Sprookjes van Ljoedmila Petroesjevskaja



petroesj

Ljoedmila Petroesjevskaja

Ljoedmila Petroesjevskaja (1938) is een van de belangrijkste schrijfsters in Rusland, die meteen tijdens de Dooi van zich deed spreken en tot op heden zeer veel schrijft. Zij is bekend om haar verhalen en haar toneelstukken. Minder bekend is dat zij sinds de jaren tachtig ook heel veel sprookjes heeft geschreven, die inmiddels bijna twee derde van haar gehele oeuvre innemen. Hoewel ze al over de zeventig is, heeft ze het ‘cabaret van Petroesjevskaja’ opgericht, waarmee ze geregeld optreedt als zangeres in diverse caféchantants.

Zij debuteerde met verhalen, die de toenmalige hoofdredacteur van Novy mir, A. Tvardovski wel kon waarderen, maar niet in zijn tijdschrift wilde publiceren, omdat ze te somber waren. In 1970 werd ze lid van de Schrijversbond, maar van 1974 tot 1985 had ze een publicatieverbod en lukte het haar maar zelden een verhaal gepubliceerd te krijgen. Haar verhalen werden namelijk als ‘tsjernoecha’ (letterlijk: zwartmakerij) bestempeld: zij waren te subversief, te uitzichtloos en representeerden alles wat niet in lijn met de officiële socialistisch-realistische doctrine was. Petroesjevskaja was haar tijd te ver vooruit en haar meedogenloze en ‘hyperrealistische’ beschrijving van de alledaagse werkelijkheid werd destijds niet gewaardeerd. Deze ontmaskerende manier van schrijven was nieuw in de literatuur. Haar steeds terugkerende onderwerp ‘de vrouw’ was dat ook. De problemen die zij aankaartte, hoorden niet thuis in het optimistische plaatje dat de doctrine verlangde. Pas vanaf de perestrojka kon ze haar verhalen, die ze ondanks alles bleef schrijven, regelmatig publiceren. Vooral met de bundel Bessmertnaja ljoebov (Onsterfelijke liefde) brak ze in 1988 als prozaschrijfster pas echt goed door.

Naast verhalen schreef zij ook toneelstukken, die in de jaren zeventig jaren slechts mondjesmaat door amateurgezelschappen opgevoerd konden worden. Pas met de perestrojka werd in 1985 een van haar stukken officieel opgevoerd, en met groot succes. De toneelstukken komen nog heftiger aan dan de verhalen: het publiek wordt direct geconfronteerd met de harde Sovjetwerkelijkheid, waarin de vrouw altijd de belangrijkste rol speelt en de man zo goed als afwezig is. Petroesjevskaja laat een werkelijkheid zien die ieders begrip te boven gaat en gruwelijk en uitzichtloos is. Vaak gaat het om problemen zoals abortus, eenzaamheid, armoede, afwezige vaders en afhankelijke alleenstaande moeders, die maar net kunnen overleven. De erbarmelijke huisvesting zorgt misschien wel voor het grootste morele verval. De kommunalka, waar veel mensen in een kleine ruimte op elkaars lip zitten en alles zien en weten van elkaar, krijgt het aanzien van een mini-arena waar alleen de wetten van de jungle gelden. Zelfs als het drie generaties van één gezin betreft, is onderlinge solidariteit ver te zoeken en is het ieder voor zich. Haar toneelwerk had maar kortstondig succes. Al in de jaren negentig begon de door Petroesjevskaja geschetste werkelijkheid het publiek tegen te staan.

Vanaf eind jaren tachtig schrijft ze voornamelijk sprookjes. Redenen waarom ze op dit genre overstapte zijn misschien een wat mildere houding en de speelsheid van het sprookje, waarin ze in plaats van de scherpe aanklacht een lichte ironie en meer humor legt.

Begin jaren zeventig had Petroesjevskaja ook al een paar sprookjes voor kinderen geschreven, zoals Govorjasjtsji samoljot (Het sprekende vliegtuig) en Tsjemodan tsjepoechi (Een koffer vol onzin). In 1979 schreef zij samen met regisseur Joeri Norensjtejn het scenario voor de populaire animatiefilm Skazka skazok (Het sprookje der sprookjes), die nog steeds populair is (en te zien is op youtube).

De sprookjes die Petroesjevskaja sinds eind jaren tachtig schrijft bestaan uit allerlei soorten. Zelf duidt ze die aan in de titels die ze haar sprookjescycli geeft: echte sprookjes; sprookjes voor kinderen; sprookjes voor volwassenen; sprookjes voor het gehele gezin; eenvoudige sprookjes en toversprookjes; dierensprookjes; poppensprookjes (een poppenroman die bestaat uit een reeks avonturen van de pop Barbie), maar ook avonturensprookjes en wildedierensprookjes. Deze laatste vormen de meest recente cyclus, Dikië zjivotnye skazki (Wildedierensprookjes). Deze bestaat uit ultrakorte sprookjes, vaak niet langer dan één tot anderhalve pagina, die allemaal op humorvolle wijze het leven van alledag weergeven. De protagonisten zijn vooral kleine dieren en insecten. Soms komt een dier, bijvoorbeeld de hyena Zoja, in meerdere sprookjes voor. In een aantal gevallen is er sprake van intertekstualiteit en parodie op grote werken, zoals bij Tri sestry (De drie zusters).

Net zoals in haar andere werk houdt Petroesjevskaja zich in haar sprookjes niet met politiek bezig en breekt dus met het satirische, politieke sprookje zoals dat door Jevgeni Sjvarts en Vladimir Vojnovitsj werd geschreven. Bij haar gaat het steeds weer om het wel en wee van gewone mensen, of dieren met menselijke eigenschappen. De slechte eigenschappen overheersen vaak de goede, maar in het algemeen overwint het goede of vervult de held(in) op onverwachte wijze een opgedragen taak. De formule aan het eind van een sprookje ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ is echer een zeldzaamheid. Meestal wordt door de verteller gesuggereerd dat het verstoorde evenwicht weer even hersteld is, maar nooit voor lang, precies zoals in het echte leven.

De vorm van de sprookjes varieert, het sprookje kan steeds opnieuw ingezet worden, het kan getransformeerd en uitgebreid worden met nieuwe elementen. Vooral de relatie met de actualiteit en de moderne techniek, die een deel van de werkelijkheid zijn, waar magie soms wel, soms niet werkt, is steeds weer een onverwachte verrassing voor de lezer. Het verweven van sprookjeselementen met de actualiteit is een belangrijke verdienste van Petroesjevskaja. Zij laat zien dat het sprookje geen ouderwets en afgezaagd genre is dat, zoals vroeger in de Sovjet-Unie, alleen maar demagogisch en didactisch wordt ingezet. Voor Petroesjevskaja is het sprookje duidelijk het meest geëigende instrument om het huidige alledaagse leven te beschrijven. Ze bewijst hiermee de actualiteit van het genre.

Ter kennismaking hebben wij vijf van Petroesjevskaja’s vele sprookjes vertaald.


   <

TSL 60

   >