Igor Smirnov-Ochtin en Mitja Sjagin



De waarheid over Poesjkin



Als Ruslands onbetwist grootste dichter is Aleksander Poesjkin in eigen land onaantastbaar, voor velen zelfs een heilige. Des te meer reden om met die onaantastbaarheid en heiligheid de draak te steken. Dat gebeurde dan ook op grote schaal na de ineenstorting van de Sovjetunie, die het mogelijk maakte op een ‘nieuwe’ manier te kijken naar al het serieuze in het sovjetverleden. Een paar voorbeelden van de ironisering van Poesjkin publiceerden we in TSL 21 (september 1996). Eveneens in 1996 verscheen de Nederlandse uitgave van Geheim dagboek 1836-1837, een gefingeerd erotisch/pornografisch dagboek van Poesjkins laatste levensjaar. Verantwoordelijk voor het dagboek was de naar Amerika uitgeweken Michail Armalinski. Hij publiceerde het dagboek daar in 1986. Pas in 2001 durfde een Russische uitgever het aan het boek in Rusland uit te brengen. In ‘De waarheid over Poesjkin’ wordt behalve met Poesjkin zelf de spot gedreven met allerlei aspecten van de Russische cultuur en geschiedenis.


Er zijn slechts twee volken op de wereld: Russen en Chinezen. Van hen stammen alle andere volken af. Alle MERIKANEN en Engelse lords stammen af van de Russen. De negers van de Chinezen. De joden ook van de Chinezen.

De Chinezen zijn zelf ook voortgekomen uit de Russen. Omdat Adam een Rus was, en het Chinezenvrouwtje Eva juist uit hem is voortgekomen.

Uit wie Poesjkin is voortgekomen weet niemand. Misschien wel uit allemaal tegelijk. Maar hij meldde zich aan als Rus. Omdat hij niet alleen vrolijk was, maar ook inventief.

De Russen hielden erg veel van hun Poesjkin. Aanvankelijk hadden velen kritiek op hem, maar later werden ze trots op hem.

Poesjkin was er nooit trots op dat hij als een Rus werd beschouwd. Hij wilde altijd een Chinees of een zigeuner zijn. Of desnoods een neger.

Stalin daarentegen wilde dolgraag een Rus zijn. Maar iedereen wist dat hij een Chinees was, hoewel hij in feite een jood was.

Op een keer besloot Charms Poesjkin eens flink onder handen te nemen vanwege onzedelijk gedrag. Hij riep de schrijvers bijeen. De zaak was duidelijk: als bewijsstukken waren er een video-opname in een sauna en een kledingstuk met vlekken. De schrijvers eisten zelfs UITSTOTING UIT DE SCHRIJVERSVERENIGING. Jevtoesjenko redde Poesjkin. ‘Deze Poesjkin,’ zei hij, is iemand van de renaissance, voor hem gelden andere maatstaven.’ De schrijvers raakten in verwarring. Poesjkin maakte daarvan gebruik, nam afscheid en huppelde er direct vandoor naar een rendez-vous. Met de vriendin van Jevtoesjenko.

Op een keer besloot Poesjkin een roman te schrijven en hij kwam bij Charms om toestemming te vragen. ‘Wat moet jij nou als romanschrijver!’ maakte Charms zich boos. ‘Schrijf jij maar je gedichtjes.’ Poesjkin moest dus een roman in verzen schrijven. Maar hij wilde zo graag proza!..

Zoals bekend ‘zat’ Charms ‘op het geld’, aangezien hij de baas van de schrijvers was. Maar aan Poesjkin leende hij niets. Charms hield niet van Poesjkin. Poesjkin kreeg geld van Stalin. Poesjkin joeg in het casino zijn kapitaal erdoor en ging naar Stalin. Voor een nieuw kapitaal.

Op een keer kwam Poesjkin bij Charms om een vergunning te vragen voor een dienstreis. Naar de Canarische eilanden. Charms zei: ‘Goed.’ Maar toen ze Poesjkin het reisbiljet overhandigden en hij het bekeek, zag hij dat er opstond: Tsjetsjenië!

Hoewel Poesjkin een dapper man was, was hij toch bang om naar Tsjetsjenië te gaan… Hij was bang dat er in Tsjetsjenië geen enkele vrouw was om achteraan te zitten. Toen Poesjkin toch in Tsjetsjenië aankwam werd hij meteen gekidnapt. De commandant van Tsjetsjenië was de officier Lermontov. Hij was de kidnapper. Hij kidnapte en gaf niet terug. En hij vroeg ook geen geld…

Kon hij soms niet bedenken waarom hij deze Poesjkin nodig had?

Zoals bekend was Stalin een beminnelijk persoon. Maar toen hij hoorde dat ze zijn geliefde Poesjkin hadden gekidnapt ontbrandde zijn toorn tot in de hoogst denkbare mate! Hij wilde zelfs ten strijde trekken tegen Tsjetsjenië. Maar men herinnerde hem eraan dat hij de waarborg van de wereld was. Toen gaf hij de opdracht Poesjkin los te kopen. Het hele land begon te zingen: ‘Ons kan het geld niet bommen!’ Charms hoorde graag zo’n lied na het ontbijt.

Stalin schreef Lermontov toch één brief: ‘Zeg eens, Lermontov, waar is Poesjkin?’

Zoals bekend hield de commandant van Tsjetsjenië, de officier Lermontov, van duels, maskerades en het schrijven van versjes. Voor de dametjes in hun albums.

Hoewel de commandant van Tsjetsjenië Lermontov een afkeer had van brieven en correspondentie antwoordde hij Stalin toch: ‘Poesjkin is niet in Itsjkeria en hij is er ook niet geweest. Het zijn uw mensen die hem hier bij ons, in Itsjkeria, hebben gekidnapt!’

Stalin bekeek de brief van Lermontov langdurig: ‘Itsjkeria? Waar ligt dat?’ vroeg hij zich verbaasd af.

Stalin stuurde maarschalk Vorosjilov erop uit om Poesjkin te zoeken. Maarschalk Vorosjilov doorkruiste heel Tsjetsjenië, bezocht alle dorpen, maar hij vond hem niet. Lermontov lachte, bood Vorsjilov aan Russisch roulette te spelen om Poesjkin: ‘Als je wint is Poesjkin voor jou!’ ‘Akkoord!’ zei maarschalk Vorosjilov, trok zijn patroongordel recht en verliet Tsjetsjenië.

Lermontov vroeg geen geld voor Poesjkin, aangezien hij het ook zo wel kreeg. Charms stuurde het hem. Hij betaalde regelmatig, voor elk ‘Poesjkin-etmaal’. Wat zou Lermontov voor reden kunnen hebben om het eens te worden over een losprijs?

En ook voor Poesjkin had het geen zin dat ze hem loskochten. Hij woonde bij Lermontov in zijn paleis. Ze gaven hem goed te eten.

Kijk, daar brengen ze tussen het hoofdgerecht en de blanc-manger al de tsjampagne binnen. Als een rivier stroomt de ‘Veuve Clicquot’, vanzelfsprekend ook de rum en de bordeaux!.. En de onverwoestbare Straatsburgse pastei – tussen de levende Limburgse kaas en de gouden ananas. En de dienstertjes in het paleis zijn lief en talrijk. Lermontov beschouwde Poesjkin als een groot dichter. Zelf beschouwde hij zich ook als een groot dichter.

‘Alleen jij en ik!’ zei hij tegen Poesjkin. ‘Akkoord?’

‘Akkoord,’ zei Poesjkin. ‘Alleen ik!’

‘En ik dan?’ vroeg Lermontov verontwaardigd.

‘Jij bent iets anders. Jij bent L-e-e-ermontov!’ zei Poesjkin geruststellend.

Dat Poesjkin gevangen heeft gezeten herinnert men zich in Tsjetsjenië tot vandaag de dag, omdat hij niemand als een slappeling voorkwam: nu eens schreef hij een venijnig epigram, dan weer maakte hij iemands nicht zwanger.

Op een keer schreef Poesjkin een epigram op Lermontov. Lermontov was razend. Hij riep Poesjkin bij zich, duwde hem een papiertje onder de neus en vroeg: ‘Hoe kom je erbij dit te schrijven?!’ ‘De muze kun je niet dwingen!’ antwoordde Aleksander Sergejevitsj.

Het epigram dat Poesjkin op Lermontov schreef ging zoiets ALS DAT JIJ JE MAGERE KONT AFVEEGT MET ‘TOILETPAPIER’, MAAR IK MIJN ZONDIGE GAT NIET VERWEN MET DE WERELDSE MODE EN VEEG MET JOUW ODE, OOK AL TREK IK DAARBIJ EEN PIJNLIJK GEZICHT. Lermontov herinnerde zich plotseling iets en – zowaar! De ode die hij had geschreven kon hij nergens meer vinden. Nadat Poesjkin het epigram op Lermontov had geschreven en zijn gat had afgeveegd met zijn ode zei Lermontov: ‘Verdwijn!’ ‘Goed,’ zei Poesjkin, ‘morgen.’ Een week later zei Lermontov: ‘Je bent vrij. Waarom ga je niet weg?’

‘Geen vrijheid zonder geld!’ zei Poesjkin.

Toen gaf Lermontov Poesjkin een ernstige waarschuwing: hij stelde hem het gedicht ‘Op de dood van de dichter’ ter hand. ‘Ze zullen je doden als je het laat drukken!’ zei hij.

Poesjkin begreep de waarschuwing en pakte zijn spullen bij elkaar. Toen hij afscheid nam van Lermontov vroeg hij hem toch nog om zijn losgeld. Woedend gaf Lermontov hem het losgeld. Toen schonk Poesjkin hem het gedicht ‘Jij hebt een onvergankelijk standbeeld opgericht’. Lermontov vond het gedicht prachtig, kreeg tranen in zijn ogen en gaf nog meer geld. Voor nop! Omdat Poesjkin dit gedicht later omwerkte voor zichzelf.

‘Ik heb een onvergankelijk standbeeld opgericht…’ – enzovoorts.

Poesjkin was weliswaar klein van stuk, maar stond toch bekend als een stevige knaap. Hij hield van boksen. Op een keer nodigden ze hem zelfs uit in een kermistent. Om Schwarzenegger uit te beelden. Men beloofde hem aardig wat geld. Poeskin had het geld nodig, maar hij bedacht: ‘SCHWARZENEGER? Neger – oké, maar zwart, als schwarz, – dat is overdreven!’ En hij weigerde.

Zoals bekend had Stalin de pest aan moppen. Maar ‘Poesjkinmoppen’, daar hield hij van. Maarschalk Vorosjilov, een grote zwetser, kwam er altijd mee. ‘Ik weet,’ zei hij, ‘een nieuwe Poesjkinmop.’ ‘Goed,’ zei Stalin. ‘Alleen zonder vieze woorden. Daar hou ik nie van.’

Zoals bekend bestaan er geen moppen over Poesjkin zonder vieze woorden. Daar begint Vorosjilov te vertellen en automatisch komen er vieze woorden in. Stalin wordt boos. Vorosjilov verontschuldigt zich: een gewone mop kan zonder vieze woorden, maar dit komt allemaal regelrecht van Poesjkin. En Poesjkin is de roem van de Russische poëzie en zijn rechtstreekse woorden verdraaien is een zonde. ‘Nou, als het een zonde is, vooruit dan maar,’ stemde Stalin toe.

Zoals bekend hield Stalin alleen van moppen over Poesjkin. Aan andere moppen had hij een pesthekel. Vooral van moppen over hemzelf. Wanneer hij die hoorde werd hij kwaad. Kon iemand er zelfs voor naar de nor sturen.

Op een keer kwam Vorosjilov langs. ‘Ik weet een hele goeie,’ zei hij, ‘over Poesjkin!’. ‘Vertel,’ zei Stalin.

‘Poesjkin loopt over straat en komt Stalin tegen… dat wil zeggen u, Josif Vissarionovitsj…’ ‘Stalin, nee dat is nie nodig,’ onderbrak Stalin hem. ‘Maar hoe moet het dan met die mop?!’ vroeg Vorosjilov verbouwereerd. ‘De mop is tot aan Stalin. “Poesjkin loopt over straat” is een HELE GOEIE MOP.’

De Russen staan erom bekend dat ze goed kunnen werken ook al zijn ze lui. Als ze maar op de kachel kunnen liggen en domino spelen!

Stalin speelde nooit domino. Maar toen de kranten schreven dat hij 300 uur per etmaal werkte geloofde niet iedereen dat.

Poesjkin hield enorm veel van werken. Alleen was er nooit tijd genoeg voor.

Zoals bekend kende Poesjkin heel slecht Frans. Russisch nog minder. Hij schreef heel houterig in die taal. Houterig, maar talentvol. Toen hij beroemd werd, werd zijn houterige Russisch de literaire norm. Zo gaat dat altijd bij ons.

Hoewel Stalin de vader der volkeren was kende hij de talen van de volkeren niet. En hij deed daar ook niet zijn best voor. Omdat dat moeilijk was. Bijzonder moeilijk was het leren van het Russisch. Dat lukte hem absoluut niet. Pas toen het ‘Poesjkinse Russisch’ verscheen lukte het hem dat te leren.

Op een keer gaf Charms het bevel: alle schrijvers moeten Engels leren. Waarom? Dat zei hij niet. En waar ze dat moesten leren zei hij ook niet. En dat zou hij ook niet kunnen. Omdat er in het land niemand was die Engels kende. Toen begonnen de schrijvers maar van elkaar te leren. De een kende één woord, de ander een ander. Langzamerhand kwam de zaak in orde. Sommigen verlieten zelfs het schrijversambt en werden leraren. Wie het meeste Engelse woorden kende was de dichter Voznesenski: antiwerelden, OZA, ROZA, DOZA…

Enige tijd later organiseerde Charms voor de schrijvers een examen Engels. Poesjkin bracht zijn vertalingen van Byron. Byron beviel Charms. ‘Dat is nog eens een dichter!’ zei hij opgetogen. Voor zijn goede resultaten in het Engels gaf hij Poesjkin een tien. Charms had er geen vermoeden van dat Poesjkin geen enkel Engels woord had geleerd en Byron helemaal zelf had bedacht.

De dichter Jevtoesjenko bewonderde en waardeerde Poesjkin en probeerde het hem op allerlei manieren naar de zin te maken. Poesjkin merkte dat niet en leefde op zichzelf.

De dichter Jevtoesjenko wilde vriendschappelijke betrekkingen met Poesjkin aanknopen, omdat je wel kunt zeggen: ‘Androesja Voznesenski en ik…’, maar iets heel anders is het als je zegt: ‘Sasja Poesjkin en ik…’ Toen Poesjkin zijn roman in verzen had laten drukken zei de dichter Jevtoesjenko tegen de dichter Voznesenski: ‘Onegin, dat ben ik! Sasja heeft mij beschreven.’ Voznesenski was verbaasd. ‘Ga maar na!’ zei Jevtoesjenko. ‘Hij heet Jevgeni, ik heet Jevgeni.’ ‘En wie ben ik dan?’ deed Voznesenski verongelijkt. ‘Jij bent natuurlijk Lenski,’ zei Jevtoesjenko. ‘Waarom dan?’ ‘Luister maar: Lenski… Voznesenski…’

Toen Poesjkin de vriendin van Jevtoesjenko had verleid en aan iedereen had verteld in hoeverre ze goed was en in hoeverre maar zo zo, verzonk Jevtoesjenko in gepeins.

Terwijl hij zat te peinzen besloot Jevtoesjenko Poesjkin tot een duel uit te dagen: als hij geen vriendschap met hem kon sluiten dan zou hij hem tenminste kunnen doodschieten. En hij vertelde jan en alleman over zijn opzet. Maar er ging een maand voorbij, nog een en nog steeds geen duel. ‘Waar is het duel?’ vroeg men aan Jevtoesjenko. ‘Ik heb de uitdaging per post gestuurd. En je weet wel, de post tegenwoordig…’ zei hij tegen iedereen.

Poesjkin hield de vriendin van de dichter Jevtoesjenko niet lang bij zich. Hij liet haar gaan. Het meisje kwam terug bij Jevtoesjenko. Jevtoesjenko was gelukkig. Hij begon iedereen OP TE BELLEN dat de meisjes Poesjkin laten zitten.

De dichter Jevtoesjenko begreep al gauw dat hij door Poesjkin tot een duel uit te dagen te ver was gegaan. Maar ja, wat moest-ie, als hij het aan iedereen al had verteld. Hij vestigde zijn hoop op Stalin: DIE ROEPT HEM WEL BIJ ZICH EN ZAL HET VERBIEDEN ! WAT HEB JE, KLOOTZAK, NOU IN JE HOOFD GEHAALD – DAT IS DE ROEM VAN ONZE POËZIE! Maar Stalin zweeg. Jevtoesjenko informeerde zelfs via Benkendorf: is er bij Iosirionytsj niet enig ongenoegen te bespeuren ten aanzien van het komende duel?

Maar Christoforovitsj haalde slechts zijn schouders op: ‘Van eventuele afkeuring is me niets ter ore gekomen. Ik neem aan dat u uw gang kunt gaan.’

Op een keer brak Poesjkin zijn arm. Zijn linker. Om precies te zijn: zijn rechter. Of nog preciezer: allebei. En hij kon niet schrijven. Een maand lang schreef hij niet, nog een maand… En toen stuurde Jevtoesjenko het gerucht de wereld in: de zon van de Russische poëzie is UITGESCHREVEN, met de ‘eerste dichter’ is het AFGELOPEN! Poesjkin kwam het ter ore. Hij nodigde de dichter Voznesenski uit en dicteerde hem een epigram op Jevtoesjenko. Een buitengewoon beledigend. Voznesenski was in zijn schik met het epigram, snapte het en stoof weg om het aan iedereen te laten zien… De dichters Voznesenski en Jevtoesjenko waren vrienden.

Toen Poesjkin ten slotte de langverwachte uitdaging van Jevtoesjenko ontving, klapte hij in zijn handen en maakte vrolijke bokkensprongen en gaf vervolgens aan de beeldhouwer Klodt de opdracht een grote kogel te gieten. Hij stuurde die naar Jevtoesjenko met een briefje: ‘Hier heb je mijn kogel, je kunt hem in je… waar je maar wilt stoppen.’

Toen hij de kogel van Poesjkin ontvangen had, dacht Jevtoesjenko lange tijd na. Hij liet hem aan hem bekende dames zien. De KOGEL leek niet erg op een kogel. De dames namen hem in de hand, giechelden, keken elkaar aan. De dichter Voznesenski had een goede gedachte: het ding lijkt op een symbool van de vruchtbaarheid en dus is het een uitnodiging tot verzoening! Jevtoesjenko besloot deze versie te controleren bij zijn chef. Charms gaf ONDUBBELZINNIG en voor Jevtoesjenko zeer grievend zijn mening. Om zo’n opmerking zou je moeten duelleren. Maar met chefs vecht je niet.

De zaak ging in de doofpot. En daar bleef hij.

Alleen voor Stalin was het een uitgemaakte zaak. ‘Wie zei er dat er NIE EEN DUEL WAS? Er was wel zeker een duel! Op bevel van Stalin werden in het Literatuurmuseum alle boeken van Jevtoesjenko bij elkaar gelegd, daarboven werd de ‘kogel’ bevestigd. En er kwam als opschrift: ‘Gegoten door baron Klodt’. Vorosjilov moest verschrikkelijk lachen.

Zoals bekend sliep Poesjkin alleen op zijn rechterzij. Hij rolde zich op tot een bal en sliep in. Soms op zijn rug, als hij dronken was. Of op zijn buik. Maar op zijn linkerzij – nooit! Zoals bekend had Poesjkin nooit akelige dromen. Alleen prettige. Over dat ze hem hun liefde verklaarden, of over dat Stalin geld gaf.

Op een keer was Poesjkin toch ingeslapen op zijn linkerzij en droomde hij van Charms. Maar Charms kreeg niet de gelegenheid om iets slechts te doen, omdat Poesjkin zich onmiddellijk op zijn rechterzij draaide en pats!.. weg was Charms.

Zoals bekend was tijdens Poesjkins leven niet iedereen even gesteld op zijn poëzie en betaalden ze hem voor zijn gedichten bij lange na niet wat hij zou willen.

‘Verdomme!’ riep Poesjkin op een keer. ‘Ik ga zelf een tijdschrift uitgeven, daarin publiceren en mezelf zoveel betalen als ik maar wil!’

Zo gezegd, zo gedaan, zou je zeggen! Maar er moest een naam worden bedacht voor het tijdschrift. Een commerciële natuurlijk.

Die bedacht hij. ‘Playboy’.

‘Hoe kan dat nou?’ zei Benkendorf tegen Stalin. ‘Er zijn bij ons geen playboys!’

‘Waarom zijn ze nie ingevoerd?’ zei Stalin verbolgen.

‘Voorlopig is alleen Poesjkin een playboy,’ ‘stuurde’ Benkendorf.

‘Eentje is genoeg,’ repliceerde Stalin. ‘Deze playboy is onze tijdgenoot. Laat-ie dat ook zo schrijven. Op het omslag.’

‘Onze tijdgenoot?’ zei Benkendorf verbaasd.

‘Wat nou “onze”?’ verbeterde Stalin.

Dat Poesjkin een tijdschrift wilde uitgeven raakte direct overal bekend en iedereen die iets had geschreven bracht zijn werk naar hem toe. Jevtoesjenko deed dat en Voznesenski deed het ook. Alleen Charms deed het niet. Hij rekende erop dat Poesjkin bij hem zou komen en hem zou vragen.

Maar Poesjkin dacht er niet over iets van Charms te publiceren.

Wie Poesjkin wel om een bijdrage vroeg, was Stalin. ‘Heeft IOSIRIONYTSJ niets iets nieuws liggen?’ vroeg hij aan Benkendorf. ‘Wil hij mijn tijdschrift niet steunen met iets in zijn stijl: “Het marxisme en de versbouw” bijvoorbeeld?’

‘Een prachtig thema heeft de playboy bedacht!’ zei Stalin opgetogen. ‘Zeg hem, Christoforovitsj, dat hij het zelf schrijft.’

Toen Poesjkin het eerste nummer van zijn tijdschrift had uitgebracht kwamen de schrijvers en dichters die erin gepubliceerd hadden bij hem voor hun honorarium. Poesjkin, die alle honoraria aan zichzelf had uitbetaald, was daarover zeer verbaasd.

Zoals bekend was Poesjkin een liefhebber van fietsen. Hij fietste heel hard. Op een keer haalde hij het rijtuig van Benkendorf in. Christoforovitsj was ontsticht, klaagde bij Stalin. Zei dat Poesjkin een onzedelijk leven leidde.

‘Inderdaad!’ beaamde Stalin. ‘Een onzedelijk leven. Maar wat een snel leven!’

Toen Poesjkin de ‘zon van de Russische poëzie’ was geworden doken er meteen POESJKINSPECIALISTEN op. En meteen een heleboel. En meteen moesten ze een SYMPOSIUM! Zoals bekend gaf Charms geen cent om Poesjkin, maar met de Poesjkinspecialisten diende hij wel rekening te houden. Voor het symposium kozen ze een open plek in het bos. En een volk dat er bijeenkwam! De Poesjkinspecialisten traden op, spraken over Poesjkin, alle anderen luisterden. In het presidium zaten Charms en maarschalk Vorosjilov. Daar kwam ook Poesjkin aanrijden op zijn fiets en begon ook te luisteren. Vervolgens begon hij bekken te trekken, te grinniken en de meisjes te knijpen. De Poesjkinspecialisten werden razend: ‘Hoelang zal deze Poesjkin de spot drijven met onze Poesjkin?’

Toen de Poesjkinspecialisten in woede waren ontstoken, besloot Charms dat het nu het moment was zich van Poesjkin te ontdoen. Hij wendde zich tot maarschalk Vorosjilov: ‘De gevolmachtigden moeten iets doen!’ Toen haalde Vorosjilov zijn mauser te voorschijn en schoot de meest tekeergaande Poesjkinspecialist dood.

‘Tevreden?’ vroeg hij aan Charms.

Charms was geschrokken en zei: ‘Ja.’

Toen Vorosjilov de woedende Poesjkinspecialist had doodgeschoten zei Poesjkin: ‘Dat is nóg een kleine tragedie. Maar eentje diewel erg curieus is!’ En hij vertrok.

Toen Poesjkin vernam dat er in het land een economische crisis was losgebarsten ontkurkte hij een fles champagne en las hij De bruiloft van Figaro.

Toen in het land de economische crisis was losgebarsten schoten velen zich een kogel door het hoofd. Zelfs Charms wilde zich voor de kop schieten. Stalin hield hem ervan af. Met grote moeite weliswaar. ‘Wat moet ik beginnen, Iosif Vissarionovitsj? Dit is om gek van te worden!’ schreeuwde Charms. ‘Rustig maar,’ zei Stalin kalmerend.

Als iemand zich tijdens de economische crisis niet een kogel door het hoofd schoot dan werd hij gek of huilde of leefde moeizaam met een doodbiddersgezicht. Alleen Poesjkin bleef net zo luchtig leven als hij al deed.

Dat schoot iedereen verschrikkelijk in het verkeerde keelgat!

Toen voor Poesjkin de tijd gekomen was om te trouwen kon hij lange tijd geen partner vinden. Het lukte steeds maar niet! Wat hij ook probeerde.

Tegen de morgen kwam hij thuis, gooide zijn cilinder op de divan en zei tegen Arina Rodionovna: ‘Ach, njanjoesjka, alweer geen partner!’

Eigenlijk hoefde Poesjkin helemaal niet te trouwen – hij leefde zo ook prima. Maar Charms eiste het. Hij had verordonneerd: alle schrijvers moeten getrouwd zijn. En wie niet wilde werd uit de schrijversvereniging gezet.

Met het huwelijk lukte het Poesjkin lange tijd niet erg. Nu eens was er geen passende partij, dan weer werd hij afgewezen. Op een keer besloot hij met Aleksandra Kollontaj te trouwen – een zeer vooraanstaande vrouw en bovendien hofdame! Om een lang verhaal kort te maken: om met haar te trouwen was er toestemming nodig. Van Stalin zelf. Een dergelijk verzoek deed Poesjkin via Benkendorf. Deze ging de registers na en raadde Aleksandra af. Poesjkin had een enorm hoge dunk van Benkendorf en trok zijn verzoek in.

Op een keer besloot Poesjkin te trouwen met Maria Sklodovskaja: een buitengewoon intelligente vrouw, en er was geen toestemming voor nodig om met haar te trouwen.

Poesjkin borstelde zijn jas af, kocht na te hebben afgedongen een goedkope anjer en ging op weg…

Op Masjenka Sklodovskaja maakte Poesjkin een verpletterende indruk. Vooral toen ze een paar druppeltjes van hem controleerde en radioactiviteit ontdekte snapte ze direct (ze was immers intelligent!) hoe waardevol DEZE POESJKIN was. En ze wilde hem meteen hebben voor dagelijks gebruik. Maar dat ging zo maar niet!..

Het bleek dat deze Poesjkin tot de Kremlin-nomenklatoera behoorde en dat er voor hem TOESTEMMING gegeven moest worden. Door Stalin zelf. Maar Stalin hield erg van deze Poesjkin en stond hem niet af voor DAGELIJKS GEBRUIK. Daarom moest Masja Sklodkovskaja Poesjkin afwijzen.

Toen Masja Sklodkovskaja Poesjkin had afgewezen raakte Poesjkin helemaal van streek. In zijn verwarring schreef hij een scabreus epigram op Masja en holde naar Aleksandra Kollontaj, viel aan haar voeten, beloofde haar toestemming te krijgen voor een huwelijk, won haar liefde, keerde geheel gerustgesteld tegen de morgen terug naar huis, ging aan tafel zitten en schreef een scabreus epigram op Kollontaj. Zoals bekend was Inessa Armand een heel mooie en onbedorven vrouw. Toen zij verscheen wilde Poesjkin meteen met haar trouwen. Maar dat ging zo maar niet! De uitstekend opgeleide Inessa kende de werken van de geleerde Marx uit haar hoofd, en Poesjkin had van die man zelfs nog nooit gehoord. Ook hield Inessa ervan bloot over straat te lopen, omdat ze nudiste was. Poesjkin was echter, ook al leidde hij een onzedelijk leven, een nogal schuchter persoon en ging in jas en cilinder de straat op. Het lukte hem daarom lange tijd niet de affectie van Inessa te verwerven.

Inessa Armand was buitengewoon populair. Dankzij haar raakte het nudisme in de mode. Blote mensen begonnen in massa’s door de straten te lopen. Zelfs maarschalk Vorosjilov kleedde zich een keer uit en rende naakt achter Inessa aan.

Zoals bekend maakte de kunstenaar Ilja Glazoenov schilderijen: De drie bogatyrs, De beertjes in het dennenbos en… nog het een en ander. Heel graag schilderde hij portretten van Stalin naar foto’s van hem. Hij pakt een foto van Stalin, kijkt er lang en aandachtig naar en schenkt vervolgens Stalin zijn portret. In een gouden lijst. Met briljanten.

De kunstenaar Ilja Glazoenov schilderde ook graag portretten van Russische schonen. Hij pakt een portret van Stalin. Kijkt er lang en aandachtig naar, en schildert vervolgens een Russische schone. Alle portretten van Stalin die door de kunstenaar Glazoenov waren geschilderd, bevielen Stalin in hoge mate. Maar de portretten van de Russische schonen vond Stalin maar niks. ‘Hij kan beter jou schilderen!’ zei hij tegen Vorosjilov.

Poesjkin bestelde bij Glazoenov een portret van hemzelf om dat aan Inessa Armand te geven, in de hoop dat dat haar zou bevallen.

‘Schilder me maar als knaap, makker!’

Glazoenov dacht lang na. Hij schilderde Poesjkin als een klein jongetje. Inessa Armand wierp een blik op het portret en zei: ‘Zo klein, en al een rokkenjager!’

Zoals bekend was Stalin een buitengewoon beminnelijk persoon. Zijn hele leven is hij maar drie keer boos geworden. Twee keer vanwege Poesjkin: op Lermontov, toen deze Poesjkin had gekidnapt, en op Poesjkin toen deze het scabreuze Noelin had gepubliceerd.

En een keer was hij boos geworden op maarschalk Vorosjilov, toen hij hoorde dat deze naakt liep.

Benkendorf rapporteerde dat een zekere Armand, een naakte maagd, Vorosjilov het hoofd op hol had gebracht.

‘En graaf Noelin is Poesjkin zelf,’ meldde Benkendorf.

‘En wie is Parasja?’ vroeg Stalin.

‘Ook Armand,’ zei Benkendorf. ‘Ze wil Poesjkin niet, daarom is hij des duivels.’

‘Laten we verordonneren dat ze moeten trouwen,’ beval Stalin.

Poesjkin weigerde pertinent met Armand te trouwen. Hij was al verliefd op een of andere Roza uit, zeggen ze, een zeker Luxemburg.

‘Een roos heeft doorns,’ probeerde Stalin hem te overreden, ‘maar Armand heeft, zoals we allemaal hebben kunnen zien, een glad lichaam,’ grapte Stalin.

Toen Poesjkin genoodzaakt was met Armand te trouwen, begon hij vanwege haar direct op iedereen jaloers te worden! Zelfs op maarschalk Vorosjilov, zelfs op Charms…

Toen ze een getrouwde dame was geworden stopte Inessa Armand helemaal met het zich uitkleden. Daarom kregen zij en Poesjkin lange tijd geen kinderen.

Poesjkin kreeg de zenuwen dat Armand zich niet uitkleedde. Hij beklaagde zich bij Benkendorf. Benkendorf beklaagde zich bij Stalin. Stalin had niemand om zich bij te beklagen – dat was zijn ongeluk! Toen Poesjkin getrouwd was, besloot Stalin hem in de kanselarij op te nemen. In de dienst van kameraad Benkendorf. ‘Ga,’ zei Stalin, ‘naar onze Christoforovitsj. Hij zal je een pistool met pistoolhouder, een leren jasje en een pet verstrekken. Hij geeft je ook een salaris.’

Poesjkin was vanzelfsprekend blij met het salaris. Het pistool, begreep hij, komt ook van pas. Maar dan de pet – hij zette zijn cilinder af, de pet op, keek in de spiegel – het beviel hem niks!

Velen denken dat de dichter Andrej Voznesenski heel dromerig is. En dat is ook inderdaad zo. Op een keer liep hij te dromen dat hij ’s avonds terugkeerde van een vergadering van de schrijversvereniging, tijdens welke ze zijn gedichten hadden geprezen, hij loopt over een brug over de rivier en de hele stad – gehuld in een lilakleurige mist, een sleepboot vaart over de rivier – is iets irreëels; en dat zojuist langs hem – Voznesenski – Poesjkin was voorbijgereden, met zijn cilinder op, met wapperende jaspanden en met zijn bakkenbaarden, en op een EENWIELFIETS… Alles was net als in een sprookje! En plotseling besefte de dichter Voznesenski dat hij inderdaad over een brug over de rivier liep en dat de stad gehuld was in een lilakleurige mist, en dat een sleepboot op de rivier tufte en dat zojuist Poesjkin was voorbijgereden op een eenwielfiets. Alleen hadden ze op de vergadering van de schrijversvereniging zijn gedichten niet geprezen, maar – gekraakt…

Poesjkin reed inderdaad enige tijd op een eenwielfiets. Hij had hem in het circus gezien en wilde er meteen zo een hebben! Poesjkin bracht zijn ‘tweewieler’ naar de lommerd, verkocht aan maarschalk Vorosjilov zijn Franse kok (een krijgsgevangene) en van dat geld kocht hij van een clown een ‘eenwieler’. De ‘eenwieler’ verveelde hem echter al gauw en hij verkocht hem weer aan de circusclown, verkocht de van Benkendorf gekregen dienstmauser aan maarschalk Vorosjilov en kocht met dat geld de ‘tweewieler’ terug. En daar nam hij geen afscheid meer van.

Dat Poesjkin is doodgeschoten door Hitler weten zelfs schoolkinderen. Vanwege dat duel heeft men nog steeds kritiek op Hitler. Men zegt dat Hitler ‘bij ons is verzeild geraakt door de gril van het lot, op zoek naar eer en geluk.’ Onzin! Hitler was een seksmaniak, die in iedere mooie vrouw en zelfs in iedere mooie man een Eva zag. En, naar het voorbeeld van de Spaanse Don Quijote, was hij erop uit om met genadeloze hand cavaliers te doden om zich meester te kunnen maken van de dames. Of, omgekeerd, dames te doden om zich meester te kunnen maken van de cavaliers.

In ons land bevielen Hitler: de vriendin van de dichter Jevtoesjenko, de dichter Voznesenski (hij zelf) en het lieve vrouwtje van de dichter Poesjkin, Inessa Armand. Aan de dichters Jevtoesjenko en Poesjkin stuurde Hitler een uitdaging tot een duel. De dichter Voznesenski echter was in alle opzichten zo vrij als de wind en bond zelfs een zijden sjaaltje om zijn hals, maar elke ‘hitler’ heeft voor een verovering op zijn minst toch wel een klein beetje TEGENSTAND nodig, waar Voznesenski niet toe in staat was. Daarom ontstak Hitler in woede en daagde Voznesenski eveneens uit tot een duel. En, net als d’Artagnan, alle drie de dichters op dezelfde tijd en op dezelfde plaats.

En verder ging het zo.

De dichter Voznesenski herinnerde zich heel goed het door de dichter Jevtoesjenko gesuggereerde rijm ‘Lenski – Voznesenski…’, herinnerde zich hoe ‘de zanger, onbekend maar beminnelijk,’ zijn levensweg had beëindigd en, geen mystieke herhaling wensend, weigerde hij te duelleren.

De dichter Jevtoesjenko, die veel schande ten deel was gevallen vanwege het duel met Poesjkin dat niet had plaatsgevonden, gaf opdracht een rijtuig in te spannen, beval de koetsier niet te snel te rijden en ging met een begrafenisgezicht op weg.

Aleksander Sergejevitsj Poesjkin sprong, na de uitdaging tot het duel ontvangen te hebben, op zijn fiets en ging er snel vandoor. Onderweg haalde hij natuurlijk de dichter Jevtoesjenko in, kwam als eerste aanstormen voor de ontmoeting met Hitler, groette hem, Hitler loste koelbloedig een schot, zijn lege hart klopte regelmatig, het pistool in zijn genadeloze hand beefde niet, en Aleksander Sergejevitsj Poesjkin werd, als elke slaaf van de eer, doodgeschoten.

Toen Poesjkin was gedood zwegen de ‘klanken van zijn wonderbaarlijke liederen’ natuurlijk, en het ‘achterbakse gefluister van spottende onbenullen’ werd duidelijk hoorbaar en zoals ‘het verschrikkelijke gerecht dat geen acht geeft op de klank van goud’ begon te wachten, wacht het tot op de huidige dag.

Alleen Stalin wachtte niet. Hij stelde onmiddellijk voor het hele land een ‘Poesjkindag’ in en, zoals iedereen weet, joeg hij Hitler het land uit.

Toen Poesjkin gestorven was moest er in het land veel gemaakt worden dat zijn naam droeg: steden, schepen, prijzen, monumenten, speldjes…

Er begon een economische boom.

Toen Poesjkin gestorven was werd zijn lichaam ergens heen gebracht, en waar hij begraven is weet niemand precies. Vervolgens is er toch een graf geregeld.

De dood van Poesjkin werd het meest van iedereen in het land betreurd door maarschalk Vorosjilov: er zouden geen nieuwe moppen over Poesjkin meer komen.

De ‘Poesjkindag’ was schitterend! Iedereen kwam! Stalin was er, Benkendorf met zijn pince-nez, maarschalk Vorosjilov met zijn mauser, Charms met de Poesjkinspecialisten en, natuurlijk, stroomden ook de dichters toe: Jevtoesjenko, Voznesenski… en, natuurlijk, de maatschappelijke wereld: Masjenka Sklodovskaja, Sjoerotsjka Kollontaj…, en tevens allerlei ander volk… En er hing een reusachtig portret van Poesjkin, geschilderd door de kunstenaar Glazoenov naar een foto van Stalin. Het hoogtepunt van de feestdag was natuurlijk de receptie. Weliswaar probeerden de Poesjkinspecialisen op te treden met hun ‘Poesjkinkunde’, maar maarschalk Vorosjilov had snel genoeg van hun geleuter, hij schoot op een van de Poesjkinspecialisten, iedereen verheugde zich en men ging naar de tafels. Daar waren fantastische hapjes en drankjes! De dichters lazen als om strijd gedichten. Hun eigen natuurlijk. ‘Nie slechter dan van Poesjkin,’ zei Stalin verrukt. ‘Veel beter,’ preciseerde Charms.

P.S.

Men beweert soms dat er twee Poesjkins waren.

Als de ene Poesjkin op een bal danste zat de andere thuis en schreef Boris Godoenov.

Toen de ene Poesjkin was neergeschoten bij een duel veranderde de andere zijn naam en trouwde opnieuw met Inessa Armand. Gedichten schreef hij echter niet meer.





Aantekeningen:

Daniil Charms (1905-1942), een van de auteurs van de avant-gardistische groepering OBERIOE. Na zijn arrestatie omgekomen in de gevangenis.

Jevgeni Jevtoesjenko (1933), als dichter zeer populair in de jaren van de ‘dooi’, na de dood van Stalin in 1953. Altijd min of meer geaccepteerd door het Sovjetbewind.

Michail Lermontov (1814-1841), diende in het Russische leger in de Kaukasus. Hij was naar de Kaukasus verbannen vanwege zijn gedicht ‘De dood van een dichter’, waarin hij de schuld van Poesjkins dood bij de Petersburgse hofkringen legde.

Itsjkeria, Turkse naam voor Tsjetsjenië.

Kliment Vorosjilov (1881-1969), steunpilaar van Stalin; sinds 1926 lid van het Politbureau, sinds 1935 maarschalk van de Sovjetunie. Hij had weinig benul van oorlog voeren, zodat het Rode Leger in het begin van de Tweede Wereldoorlog enorme verliezen leed.

‘Ik heb een onvergankelijk standbeeld opgericht…’, een van Poesjkins laatste gedichten (1836). Een Nederlandse vertaling ervan (door Aleida Schot, met als eerste regel ‘Ik riep mij door mijn geest een monument in ’t leven…) is te vinden in Spiegel van de Russische poëzie, Amsterdam 2000, blz. 105-106.

Andrej Voznesenski (1933), net als zijn leeftijdgenoot Jevtoesjenko populair tijdens de ‘dooi’ en officieus/officieel Sovjetdichter. Een van zijn vroege bundels heet Antiwerelden (1964), een van zijn bekende poëmen Oza (1964). Op veel foto’s die er van hem zijn gemaakt draagt hij een sjaaltje.

Lenski, de romantische jonge dichter die in Jevgeni Onegin door de titelheld in een duel wordt gedood.

Aleksander Christoforovitsj Benkendorf (1783-1844 ), graaf, hoofd van de politie en voornaamste vertrouweling van tsaar Nikolaas I. Iosirionytjs, samentrekking van de voor- en vadersnaam van Stalin: Iosif Vissarionitsj.

Pjotr Karlovitsj Klodt (1805-1867), bekend Russisch beeldhouwer tijdens het bewind van Nikolaas I.

Onze tijdgenoot, door Poesjkin in 1836 opgericht literair tijdschrift.

Kleine tragedie, Poesjkin schreef een aantal korte toneelstukken, bekend als de ‘kleine tragedies’. Hiertoe behoren De stenen gast, Mozart en Salieri en andere.

Arina Rodionovna, Poesjkins kindermeisje, die hem in zijn jeugd allerlei sprookjes en volksverhalen vertelde.

Aleksandra Kollontaj (1872-1952), lid van de socialistische beweging in Rusland, feministe, na de revolutie in diplomatieke dienst voor de Sovjetunie (Noorwegen, Mexico, Zweden). Een van de weinige ‘oude’ bolsjewieken die niet is omgebracht tijdens de zuiveringen in de jaren dertig.

Maria Sklodovskaja (eig. Skłodowska) (1867-1934), beter bekend als Madame Curie. Frans natuurwetenschapster van Poolse afkomst, professor aan de Sorbonne, ontdekster van radium en polonium; kreeg twee keer de Nobelprijs.

Inessa Armand (1874-1920), Franse communiste die een groot deel van haar leven in Rusland heeft doorgebracht. Minnares (naar men zegt) van Lenin.

Ilja Glazoenov (1930), populair realistisch schilder van historische en religieuze onderwerpen.

Graaf Noelin, humoristisch/satirisch gedicht van Poesjkin (1825). Nederlandse vertaling (door Hans Boland, onder de titel Graaf Nullin) in Aleksander Poesjkin, De novellen in verzen. Verzameld werk deel 1. Breda 1999, blz. 197-208.

Parasja, dienstmeisje in Graaf Noelin.

Rosa Luxemburg (1870-1919), Poolse socialiste en revolutionaire. Lid van de Duitse SDP; tijdens het neerslaan van de revolutie in Duitsland door de militairen vermoord. hitler loste koelbloedig een schot... de hele beschrijving en ook de citaten in de volgende alinea zijn ontleend aan Lermontovs gedicht ‘De dood van de dichter’.

Boris Godoenov, toneelstuk van Poesjkin (1831).

Vertaling en aantekeningen Willem G. Weststeijn




TSL 47

   >